3B - Les 5 (T2 BS4)

Stappenplan
1. Doelen stellen

2. Uitleg + klassikaal vragen beantwoorden

3. Zelfstandig aan de slag

4. Vooruit kijken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Stappenplan
1. Doelen stellen

2. Uitleg + klassikaal vragen beantwoorden

3. Zelfstandig aan de slag

4. Vooruit kijken

Slide 1 - Slide

T2 BS4 - Bevruchting en zwangerschap
Leerdoelen:
2.4.1 Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt. 
2.4.2 Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven. 
2.4.3 Je kunt beschrijven wat prenataal onderzoek is en enkele voorbeelden noemen.

Slide 2 - Slide

De bevruchting
Als sperma in de vagina komt, bewegen de zaadcellen naar de eileiders. De zaadcellen kunnen drie dagen blijven leven in het lichaam van de vrouw. In de eileider kan na de ovulatie een eicel aanwezig zijn. Een eicel blijft ongeveer 24 uur in leven.


In de eileider kan bevruchting plaatsvinden. De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. Het celmembraan van de eicel wordt dan meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Innesteling
De bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Zo ontstaat een klompje cellen. Dit klompje cellen wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd.

Het baarmoederslijmvlies is dik rond de tijd van de eisprong. In het dikke slijmvlies kan het klompje cellen vastgroeien. Dat heet innesteling. De vrouw is dan zwanger. De periode van ovulatie tot en met innesteling duurt ongeveer 9 dagen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Placenta
Na de innesteling groeit het klompje cellen uit tot een embryo. Zo noem je het ongeboren kindje de eerste drie maanden. In het begin is het embryo nog klein. Om te groeien heeft het zuurstof en voedingsstoffen nodig. Die neemt het embryo op uit het slijmvlies van de baarmoeder.

Op de plaats waar het embryo is ingenesteld, begint de placenta (moederkoek) te groeien.
 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Placenta
In de placenta stroomt bloed van het embryo vlak langs het bloed van de moeder. Door kleine gaatjes in de wanden van de bloedvaten gaan stoffen van het ene bloedvat naar het andere:
• Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo.
• Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Navelstreng
Het embryo heeft een navelstreng. De navelstreng is de verbinding tussen het embryo en de placenta. In de navelstreng liggen twee slagaders en één ader. 
• Door de slagaders stroomt bloed van het embryo naar de placenta. Dit bloed bevat veel koolstofdioxide en andere afvalstoffen van het embryo.
• Door de ader stroomt bloed van de placenta naar het embryo. Dit bloed bevat veel zuurstof en voedingsstoffen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Foetus
Na drie maanden noem je het embryo een foetus. Een foetus heeft al alle kenmerken van een mens. Om de foetus heen liggen de vruchtvliezen. De foetus ligt in vruchtwater. De foetus kan hierin gemakkelijk bewegen. Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en verandering van de temperatuur.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Prenataal onderzoek
 Vier vormen van prenataal onderzoek zijn:
• echoscopie (echo)
• NIPT
• vlokkentest
• vruchtwaterpunctie

Zoek zelf op waarvoor deze onderzoeken zijn en wat de risico's zijn.
Noteer dit in een word-document. 

Slide 17 - Slide

Aan de slag
Lees 2.4 zelfstandig door.
Maak de opdrachten van 2.4.
Maak de test jezelf van 2.4 (groene score = afgerond). 

Dit is huiswerk voor komende dinsdag.

Slide 18 - Slide