trillingen en golven meerkeuzevragen

In een gas kunnen de volgende golven voorkomen:
A
Transversale golven
B
Longitudinale golven
C
Allebei
D
Geen van beiden
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

In een gas kunnen de volgende golven voorkomen:
A
Transversale golven
B
Longitudinale golven
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 1 - Quiz

1 Hoe harder het geluid, hoe hoger de golven.
2 De toonhoogte bepaalt het aantal golven.
Welke uitspraken zijn juist?

A
alleen 1 is juist
B
alleen 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke van de volgende golven is een longitudinale golf?
A
golven in de zee
B
een golf in een touw
C
geluidsgolven
D
golven in een gitaarsnaar

Slide 3 - Quiz

Als een ontvangstantenne 16 cm is, wat is dan de lengte van de golf?
A
4 cm
B
8 cm
C
16 cm
D
64 cm

Slide 4 - Quiz

Een halfopen buis staat verticaal opgesteld en we vullen de buis met water. De hoeveelheid water in de buis kan gevarieerd worden. Boven de buis wordt een stemvork gehouden. Men neemt resonantie waar als de waterkolom 0,16 m is en als deze 0,50 m is. Daar tussen wordt geen resonantie waargenomen.

Als gegeven is dat de geluidssnelheid in lucht 340 m/s is, bereken dan de frequentie van de stemvork.
A
250 Hz
B
500 Hz
C
750Hz
D
1000 Hz

Slide 5 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met frequentie?
A
Het aantal trillingen in 1 seconden
B
De frequentie voor het aantal trillingen
C
De tijd die nodig is voor 1 trilling
D
Het aantal trillingen in een frequentie

Slide 6 - Quiz

Hieronder 2 stellingen:
I. Bij een transversale golf is de richting van de trilling evenwijdig aan de voortplantingsrichting van de golf.
II. Een golf is een verzameling van trillende deeltjes.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 7 - Quiz

Bij interferentie tussen twee golven, treedt verzwakking (destructieve interferentie) op als het weglengteverschil gelijk is aan...
A
0 of 1 λ
B
¼ λ
C
½ λ
D
¾ λ

Slide 8 - Quiz

Hieronder 2 stellingen over een massa-veersysteem.
I. Een systeem met een 4 x zo grote massa, heeft een 4 x zo grote trillingstijd.
II. De veerconstante zegt iets over de (rust) lengte van de veer.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 9 - Quiz

Bij interferentie tussen twee golven, treedt versterking (constructieve interferentie) op als het weglengteverschil gelijk is aan...
A
0 of 1 λ
B
¼ λ
C
½ λ
D
¾ λ

Slide 10 - Quiz