1.8 Werkwoordspelling persoonsvorm schema blz. 198

Werkwoordspelling
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van deze les kan je

- de persoonsvorm in samengestelde zinnen spellen

Zie boek uitleg samengestelde zinnen blz. 79
Zie boek schema werkwoordspelling blz. 198

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Tegenwoordige tijd enkelvoud
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t (let op niet de stam)
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 4 - Slide





Niet zeker? Gebruik het werkwoord lopen
ik
ik-vorm

jij?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 5 - Slide

Voorbeelden:

Slide 6 - Slide

Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 7 - Slide

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives of herkent hij zich niet in politieagenten?
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn wang bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het scheren.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 8 - Slide

Sterk of zwak werkwoord?
Zwak - verandert niet van klank in de verleden tijd

Sterk - verandert wel van klank in de verleden tijd 

Slide 9 - Slide

Zwakke werkwoorden in de vt
/
/

Slide 10 - Slide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 11 - Slide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 12 - Slide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 13 - Slide

Sterke werkwoorden in de verleden tijd
Je schrijft wat je hoort -d of -t
Let op klankverandering
Je kunt het woord langer maken als je twijfelt

vind = vond
loop = liep 

Slide 14 - Slide

Voltooid deelwoord
stap 1: Hij heeft .....  (fietsen).  
               Zet fietsen in de vt, je hoort de eindletter.
stap 2: bij twijfel? Gebruik het xtc koffieshop steuntje

Ik ben gister ......   (verhuizen)

Slide 15 - Slide

Voltooid deelwoord
/
/

Slide 16 - Slide

Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 17 - Slide

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 18 - Slide

tegenwoordig deelwoord
Het hele werkwoord + d
zwemmen = zwemmend
lopen = lopend

'Ik ga lopend naar school'. 

Slide 19 - Slide

infinitief
Dat is het hele werkwoord

Slide 20 - Slide