3.1 cultuur

3.1 cultuur
Welkom in de les
 arbeid 2 :D


1 / 10
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.1 cultuur
Welkom in de les
 arbeid 2 :D


Slide 1 - Slide

3.1 cultuur
doelen:
  • Je kunt beschrijven wat een cultuur is en hiervan voorbeelden geven. 
  • Je kunt kenmerken en basiswaarden van de Nederlandse dominante cultuur benoemen.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een dominante cultuur en een subcultuur.
  • Je kunt voorbeelden geven en herkennen van aangeboren en aangeleerd gedrag.

Slide 2 - Slide

3.1 cultuur
Cultuur
Je gedraagt je naar de cultuur van de samenleving waarin je opgroeit. Denk bijv aan, land, dorp, straat of vriendengroep.

Cultuur           alle waarden, normen en gewoonten die mensen in een bepaalde groep met elkaar delen.
Gedragsregels           regels die je bij het opgroeien leert. (thuis, school, sport)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

3.1 cultuur
Dominante cultuur
Gewoonte           De manier waarop je iets gewend bent te doen.

Dominante cultuur           Alle waarden, noremen en gewoonten die de mensen in een land met elkaar delen.
bijv: op tijd op je afspraak komen.
         de nederlandse taal spreken
         oliebollen eten met oud en nieuw

Slide 5 - Slide

3.1 cultuur
basiswaarden
In de Nederlandese dominante cultuur staan drie basiswaarden centraal.
           Vrijheid: Je mag zeggen, denken en doen wat je wilt, als je de wet maar niet overtreedt.
           Gelijkwaardigheid: alle mensen  zijn evenveel waard.
           solidaraiteit: Je houdt rekening  met elkaar.

Slide 6 - Slide

3.1 cultuur
subcultuur
Binnen de dominante cultuur bestaan ook nog weer kleine subculturen. Ze maken deel uit van de dominante cultuur maar hebben ook hun eigen gewoonten.

subcultuur           cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.

Slide 7 - Slide

3.1 cultuur
subcultuur
Subculturen kunnen met van alles te maken hebben:
  • geloof: christen, moslim, ....
  • muziek: rock, hiphop, ......
  • werk: politie, kok, ......
  • politiek: liberalen, socialisten, .....
  • woonplaats: Brabanders, Zwollenaren, ..
  • migratie: Marokkaanse, Surinaams, ....   deze laatse noem je Etnische subculturen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Maken opdracht 3.1 op blz 65

Slide 10 - Slide