Taal en Technologie: Tijd en ICT

Taal en Technologie: Tijd en ICT

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je de Present Simple, de Past Simple, de Present Continuous en de Past Continuous herkennen, toepassen en relateren aan ICT.

Wat weet je al over de verschillende tijden in de Engelse grammatica en hun relatie tot ICT?

Wat zijn grammaticale tijden?

Grammaticale tijden zijn manieren om aan te geven wanneer iets gebeurt in de Engelse taal.

Present Simple

Voorbeeldzinnen: I work at a tech company. She codes in Python. The software works on multiple platforms. We use AI for data analysis. They create websites for clients.

Past Simple

Voorbeeldzinnen: He fixed the bug yesterday. She completed the project on time. They developed a new app last year. The team tested the software. I learned HTML in school.

Present Continuous

Voorbeeldzinnen: I am learning coding online. She is debugging the program. They are developing new features. We are using cloud computing for the project. The team is meeting the client.

Past Continuous

Voorbeeldzinnen: He was troubleshooting the network. She was programming all night. They were testing the software for hours. We were updating the database. The team was discussing the project.

Oefening Present Simple

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: The software (to work) on multiple devices.

Oefening Past Simple

Maak een zin met het werkwoord 'to develop' in de Past Simple tijd.

Oefening Present Continuous

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: The team (to meet) the client at the moment.

Oefening Past Continuous

Maak een zin met het werkwoord 'to test' in de Past Continuous tijd.

ICT Relatie

Bespreking van hoe de grammaticale tijden verband houden met ICT, zoals het beschrijven van softwareontwikkeling, netwerkbeheer en dataverwerking.

Toepassing in ICT

Vraag de studenten om in groepen of individueel voorbeelden te bedenken van hoe ze de verschillende grammaticale tijden zouden gebruiken in een ICT-gerelateerde context.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.