- Prends ton livre ABC Delf, ton Plenda et un cahier.
- Prends tes devoirs (pages 52-55 ABC Delf)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 28 slides, with text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Salut !
- Prends ton livre ABC Delf, ton Plenda et un cahier.
- Prends tes devoirs (pages 52-55 ABC Delf)
Slide 1 - Slide
Programme
- But : Je kent de tegenwoordige tijd van de werkwoorden prendre, aller, être, faire, avoir.
- Devoirs - Les verbes - Toets
Slide 2 - Slide
Devoirs
1. Maken exercices 3-6, pages 52-55 ABC Delf 2. Leren pages blz 21 t/m 25, blz 32, 33, 42, 44 in je reader
Houd je boek bij de hand, en laat het werk zien. Daarna ga je het zelf nakijken met het antwoordenboekje (5 min.)
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Verbes : t.t.
1.prendre, aller, être, faire & avoir zijn onregelmatige werkwoorden.
2. Dat betekent dat je de vervoegingen uit je hoofd moet leren: er is geen regel voor.
3. Maar, je kunt heel veel zinnen maken met deze werkwoorden!
Slide 4 - Slide
Verbes : t.t.
Prendre, aller, être, faire & avoir: vertaal de hele werkwoorden op basis van de zinnen. Noteer de vertalingen in je schrift.
1. Prendre: Je prends des céreales pour mon petit déjeuner. 2. Aller: Tu vas au cinéma aujourd'hui ? 3. Être: Il est mon frère. 4. Faire: Nous faisons les exercices. 5. Avoir: Tu as un frère et deux soeurs ?
timer
1:00
Slide 5 - Slide
Verbes : t.t.
Prendre, aller, être, faire & avoir: vertaal de hele werkwoorden op basis van de zinnen. Noteer de vertalingen in je schrift.
1. Prendre: Nemen 2. Aller: Gaan 3. Être: Zijn 4. Faire: Maken 5. Avoir: Hebben
Slide 6 - Slide
Verbes : t.t.
Prendre, aller, être, faire & avoir: kennen jullie nog andere zinnen met deze werkwoorden?
1. Prendre: Nemen 2. Aller: Gaan 3. Être: Zijn 4. Faire: Maken 5. Avoir: Hebben
Slide 7 - Slide
Verbes : t.t.
Prendre, aller, être, faire & avoir:
1. We luisteren voor elk werkwoord een lied. In het lied worden alle vormen meerdere keren herhaald.
2. Tijdens het luisteren schrijf je mee. Noteer alle vormen!
3. Ik pauzeer soms de muziek, zodat je kan controleren of je alles hebt.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Verbes : t.t.
Prendre, aller, être, faire & avoir: Op de volgende slide staan alle vervoegingen van deze werkwoorden in de tegenwoordige tijd (présent).
1. Check of je alles hebt, vul aan waar nodig. 2. Ik lees de vormen voor. Jullie herhalen me.
Slide 14 - Slide
Prendre
Aller
Être
Faire
Avoir
Je (ik)
Prends
Vais
Suis
Fais
(J'ai)
Tu (Jij)
Prends
Vas
Es
Fais
As
Il (Hij) / Elle (Zij) / On (Men/We)
Prend
Va
Est
Fait
A
Nous (Wij)
Prenons
Allons
Sommes
Faisons
Avons
Vous (Jullie/U)
Prenez
Allez
Êtes
Faites
Avez
Ils / Elles (Zij)
Prennent
Vont
Sont
Font
Ont
Slide 15 - Slide
Verbes : t.t.
Vertaal de volgende woorden:
1. Tu es 2. Vous prenez 3. On a 4. Ils vont 5. Ils font
Slide 16 - Slide
Verbes : t.t.
Vertaal de volgende woorden:
1. Tu es - Jij bent 2. Vous prenez - Jullie nemen / U neemt 3. On a - Men heeft / We hebben 4. Ils vont - Zij gaan 5. Ils font - Zij maken
Slide 17 - Slide
Verbes : v.v.t.
- In het Frans heeft de voltooid verleden tijd de "passé composé".
- Net als in het Nederlands heb je een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord: Je suis allé = Ik ben geweest Tu as fait = Jij hebt gemaakt
- LET OP: het hulpwerkwoord vervoeg je in de tegenwoordige tijd!
Slide 18 - Slide
Verbes : v.v.t.
- Op de volgende slide staan de vervoegingen van de passé composé.
1. Ik lees ze voor, jullie spreken me na. 2. Daarna krijg je tijd om ze over te nemen in je schrift.
Slide 19 - Slide
Prendre
Aller
Être
Faire
Avoir
Je (ik)
J'ai pris
suis allé(e)
J'ai été
J'ai fait
J'ai eu
Tu (Jij)
as pris
es allé(e)
as été
as fait
as eu
Il (Hij) / Elle (Zij) / On (Men/We)
a pris
est allé(e)
a été
a fait
a eu
Nous (Wij)
avons pris
sommes allé(e)s
avons été
avons fait
avons eu
Vous (Jullie/U)
avez pris
êtes allé(e)s
avez été
avez fait
avez eu
Ils / Elles (Zij)
ont pris
sont allé(e)s
ont été
ont fait
ont eu
Slide 20 - Slide
Verbes : v.v.t.
- LET OP: 1. Soms krijgt "allé" (geweest) een extra "e": allée. Dit gebeurt als het onderwerp vrouwelijk is!
2. Het hulpwerkwoord voor être (zijn) is "avoir" (hebben), en niet "être" (zijn): Fransen zeggen "Ik heb geweest" (J'ai été), en niet "Ik ben geweest".
Slide 21 - Slide
Verbes : v.v.t.
- Vertaal de volgende woorden:
Tu es allé
Il a été
J'ai eu
Nous avons fait
Ils ont pris
Slide 22 - Slide
Verbes : v.v.t.
- Vertaal de volgende woorden:
Tu es allé - Jij bent geweest
Il a été - Hij is geweest
J'ai eu - Ik heb gehad
Nous avons fait - Wij hebben gemaakt
Ils ont pris - Zij hebben genomen
Slide 23 - Slide
Verbes
- Als het goed is, heb je nu twee dingen in je schrift:
1. De vertaling van de hele werkwoorden; 2. De vervoegingen in de présent (tegenwoordige tijd).
Zijn hier vragen over?
Slide 24 - Slide
Verbes : exercice
1. Pak blz. 129 erbij. 2. Jullie zien bij exercice 1 6 woorden staan: avion, restaurant, banane, taxi, salade, yaourt.
3. De opdracht: maak zoveel mogelijk vragen met deze 6 woorden en de werkwoorden die je vandaag hebt geleerd. > Schrijf eerst voor jezelf de vragen op; > Stel daarna de vragen aan je buurman/vrouw. > Je hoeft geen antwoord te verzinnen.
timer
1:00
Slide 25 - Slide
Programme
- But : Je kent de tegenwoordige tijd van de werkwoorden prendre, aller, être, faire, avoir.
- Devoirs - ✓ - Les verbes - ✓ - Toets - ✓
Slide 26 - Slide
Le prochain cours...
...Écouter + Lire
Devoirs : 1. Leer de vervoegingen van de werkwoorden uit je hoofd. 2. Maak een liste de vocabulaire personnelle (minstens 10 woorden + vertaling/omschrijving). Gebruik daarbij de opdrachten en het werk van deze week.