43. Thema 6, week 1 Les 1a verkeer en vervoer

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

VERKEER & VERVOER

LESDOEL

Ik leer 12 woorden die met verkeer en vervoer te maken hebben en ik kan met deze woorden opdrachten maken.

Onderstreep de woorden

de aanhanger

     een kar die je achter een auto vastmaakt om iets te vervoeren

Als ik op vakantie ga hebben wij een aanhanger achter de auto, zodat ik alle bagage mee kan nemen.

aanvoeren

 goederen naar een bestemde plaats brengen

ik voer aan

Hij voert aan

Wij voeren aan

Ik voerde aan

Hij voerde aan

Wij voerden aan

Ik heb de spullen aangevoerd

In Nederland groeien geen avocados.

Deze moeten wij aanvoeren uit een ander land.

uitvoeren

 goederen vanuit het eigen land naar het buitenland brengen

ik voer uit

Hij voert uit

Wij voeren uit

Ik voerde uit

Hij voerde uit

Wij voerden uit

Ik heb de spullen uitgevoerd

Nederland heeft veel kaas en tulpen.

Deze producten voert Nederland uit.

afwijken

een andere weg nemen

ik wijk af

Hij wijkt af

Wij wijken af

Ik week af

Hij week af

Wij weken af

Ik ben  afgeweken

Wij moesten van de route afwijken, want de snelweg was geblokkeerd.

arriveren

ergens aankomen

ik arriveer

Hij arriveert

Wij arriveren

Ik arriveerde

Hij arriveerde

Wij arriveerden

Ik ben  gearriveerd

Doordat de snelweg was geblokkeerd arriveerden wij pas de volgende dag op de camping.

de bereikbaarheid

     hoe goed je op een plek kunt komen

Aan de Oosterengweg wordt druk gebouwd, daardoor is de bereikbaarheid vanonze school niet zo goed.

claxonneren

toeteren

ik claxonneer

Hij claxonneert

Wij claxonneren

Ik claxonneerde

Hij claxonneerde

Wij claxonneerden

Ik heb  geclaxonneerd

In de bergen, als er sneeuw ligt, mag je niet claxonneren.

het lawaai van een claxon kan een lawine veroorzaken.

takelen

iets met katrollen omhoog hijsen. Slepen.

Ik takel

Hij takelt

Wij takelen

Ik takelde

Hij takelde

Wij takelden

Ik heb getakeld

De boot werd uit het water getakeld.

de tanker

  een schip dat vloeistoffen kan vervoeren

In deze tanker wordt olie vertvoerd. Nederland voert olie in.

het transport

het vervoer van producten en mensen van de ene naar de andere plek.

Het transport van mensen gebeurt vaak met de bus, de trein, het vliegtuig, de auto of de fiets

het transportmiddel

een middel om iets of iemand te vervoeren

Met welk transportmiddel gaan wij straks op schoolreisje?

zich begeven naar

ergens heen gaan

ik begeef me naar

Hij begeeft zich naar

Wij begeven ons naar

Ik begaf me naar

Wij begaven ons naar

Ik heb mij  begeven naar

Wij begaven ons naar het vliegveld, omdat wij op vakantie gaan,

Welk woord staat boen de paraplu? (zet ook het lidwoord erbij)

Welk staat er in het midden van dit woordweb? Zet ook het lidwoord erbij!

Welk woord mist in deze woordtrap? Het is een werkwoord.

VD

voert

aan

uit

het transport

arriveren

de tanker

Welk tegengesteld werkwoord hoort op de lege plek?

TAAL

 Thema 6, week 1
Les 1a

OPGAVE 2 EN 3

minimaal 10 x plussen