S'orienter à Paris (3V)

Paris
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paris

Slide 1 - Slide

Compétences ; objectifs éducatifs
  • Luistervaardigheid
  • Spreekvaardigheid

  • Je kent de achtergrond van de 3 grootste toeristische trekpleisters in Parijs
  • Je kunt de weg vragen in het Frans
  • Je kunt iets vragen, bestellen en/of kopen in het Frans

Slide 2 - Slide

On part pour Paris !

On organise un voyage à Paris
Maak hele zinnen. Schrijf in het Frans op:
- wanneer je gaat (datum + duur)
- met wie je gaat
- wat het mag kosten
- hoe je naar Parijs gaat (vervoer)
- waar in Parijs je zult verblijven

timer
4:00

Slide 3 - Slide

Tâche: Paris
  • Quand ?
  • Avec qui ?
  • Les frais / le transport ?
  • Où exactement?

Slide 4 - Slide

Quand?
la date:

la durée:

la saison:

Slide 5 - Slide

Quand?
la date:
- le 10 décembre (op)
- au mois de juin
la durée:

la saison:

Slide 6 - Slide

Quand?
la date:
- le 10 décembre (op)
- au mois de juin
la durée:
- pendant une semaine
- du 10 au 18 février (van...tot...)
la saison:

Slide 7 - Slide

Quand?
la date:
- le 10 décembre (op)
- au mois de juin
la durée:
- pendant une semaine
- du 10 au 18 février (van...tot...)
la saison:
en été / en automne / en hiver / au printemps

Slide 8 - Slide

Tâche: Paris
  • Quand ?
  • Avec qui ?
  • Le transport ?
  • Où exactement?

Slide 9 - Slide

Avec qui?

Slide 10 - Slide

Avec qui?
avec mes amis
avec ma famille
avec mes parents
avec l'école

Slide 11 - Slide

Avec qui?
avec mes amis
avec ma famille
avec mes parents
avec l'école
nous sommes 6

Slide 12 - Slide

Tâche: Paris
  • Quand ?
  • Avec qui ?
  • Le transport ?
  • Où exactement?

Slide 13 - Slide

Le moyen de transport? 
Voorzetsels bij vervoermiddelen
J'habite... / on part en vacances... / nous sommes allé(e)s...

Voorzetels van landen of steden

Slide 14 - Slide

Leid de regel af! Wanneer gebruik je welk voorzetsel?
Voorzetsels bij vervoermiddelen
J'habite... / on part en vacances... / nous sommes allé(e)s...

Voorzetels van landen of steden
...à Nijmegen, aux Pays-Bas
...en France
...au Japon

Slide 15 - Slide

Wanneer gebruik je welk voorzetsel?
Voorzetsels bij vervoermiddelen

"met" = en
J'habite... / on part en vacances... / nous sommes allé(e)s...

Voorzetels van landen of steden
- en + vr. land
- au + m. land
- aux + mv. land
- à + steden (+locaties)

Slide 16 - Slide

Le moyen de transport? 
- en train
- en avion
- en voiture
- en bus
- en bateau
- à pied
- à vélo
On habite... / on part en vacances... / nous sommes allé(e)s...

- en + vr.   land
- au + m. land
- aux  + mv. land

Slide 17 - Slide

Phrases-clés

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Tâche: Paris
  • Quand ?
  • Avec qui ?
  • Les frais / le transport ?
  • Où exactement?

Slide 20 - Slide

Où aller ?
Les Champs Élysées
Les musées
Musée du Louvre, Musée d'Orsay, Musée Victor Hugo - voldoende kunst- en historische musea om rond te kijken
Les monuments

Slide 21 - Slide

Où aller ?
Les Champs Élysées
Les musées
Les monuments
Van de Eiffeltoren tot de Notre Dame tot het Panthéon: voldoende monumenten om te bekijken !

Slide 22 - Slide

Où aller ?
Les Champs Élysées
Vernoemd naar de Griekse Elyseïsche velden - hier kun je je hart ophalen in alle luxe modewinkels
Les musées
Les monuments

Slide 23 - Slide

Aujourd'hui
  • Récapituler

  • Vocabulaire de voyage
  • Les directions
  • Les questions

Slide 24 - Slide

Récapituler
  • Luistervaardigheid
  • Spreekvaardigheid

  • Je kent de achtergrond van de 3 grootste Parijse trekpleisters
  • Je kunt de weg vragen in het Frans
  • Je kunt iets bestellen en/of kopen in het Frans

Slide 25 - Slide

Vertaal: op 25 mei

Slide 26 - Open question

Vertaal: We gaan met de trein

Slide 27 - Open question

Vertaal: we zijn met z'n vijven

Slide 28 - Open question

Vertaal: van 2 juni tot 8 juni

Slide 29 - Open question

Vocabulaire - Les voyages
timer
2:00
- les gens
- les verbes

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

naar rechts
rechtdoor
de kruising
u gaat
ik zoek
de eerste straat
de derde straat
naar links
la première rue
tout droit
le carrefour
je cherche
vous allez
à  droite
la troisième rue
à gauche

Slide 33 - Drag question

Les directions
- de eerste straat = la première rue
- rechtdoor = tout droit
- rechtsaf = à droite
- linksaf = à gauche
- de kruising = le carrefour
- ik zoek = je cherche
- jullie gaan/u gaat = vous allez 

Slide 34 - Slide

Jeu de rôle

Slide 35 - Slide