1)Je begrijpt de tekens bij de uitleg van de woorden in het woordenboek
2)Je kunt oefenen met de uitleg en het opzoeken in het woordenboek
3) Je kunt op de indeling van een tekst letten en
4)daardoor je opdrachten beter maken
Slide 2 - Slide
in het woordenboek staat dit:
de 'paal [palen]
een stok die bedoeld is om rechtop in de grond te staan* het huis is op palen gebouwd.
Je ziet :1)een stip bij een woord
2)[ iets tussen deze haken]
3)een zin in gewone letters
4)een zin in schuine letters
Slide 3 - Slide
nog een voorbeeld:
de 'pad [padden]
een dier dat op een kikker lijkt
Slide 4 - Slide
prooi
de ' prooi [prooien]
een dier dat door een ander dier gevangen en opgegeten wordt
ten prooi vallen aan iets: het slachtoffer worden van iets*
tijdens de reis vielen ze ten prooi aan allerlei ziektes en gevaren
Slide 5 - Slide
amfibie
de ' am.fi.bie[amfibieën]
een dier dat in het water EN op het land kan leven, zoals een kikker
je ziet: stippen in het woord
een streep onder het laatste deel van het woord
Slide 6 - Slide
hurken
hur.ken(1) [ meervoud]
op je hurken zitten: op de grond zitten met de knieën gebogen en de voeten op de grond
hur.ken (2)[ hurkte heeft gehurkt] op de grond zitten met de knieën gebogen en de voeten op de grond
de man hurkte bij het kleine kind om iets te vertellen
Slide 7 - Slide
Tekst uit de oefentaak:
1)De meest voorkomende amfibieën zijn kikkers en padden.
2)Volwassen kikkers en padden hebben meestal een gehurkt lijf zonder staart, lange achterpoten om te springenen een lange kleverige tong om een prooi te vangen.
Ik denk dat je nu wel begrijpt wat er staat, ook als ' kleverig' onbekend is. (= dat het plakt)
Slide 8 - Slide
3)Kikkers hebben een gladde, vochtige huid en leven bij water.
4)Padden hebben een droge, wrattige huid en leven meestal op het land.
Wrattig staat niet in het woordenboek!
Het woord ' wrat' wel; een klein hard bobbeltje, bultje, pukkeltje op je huid.
Slide 9 - Slide
dus...
1) Niet alle woorden hoef je op te zoeken.
2) Soms staat een woord er niet in, maar wel het woord dat ermee te maken heeft: wrattig wrat
2) kijk goed hoe een tekst is ingedeeld
Slide 10 - Slide
opdracht:
Maak van Oefentaak 1 opdracht 2
Maak de indeling van de tekst in de mindmap
Maak opdracht 4
Maak opdracht 8
Slide 11 - Slide
antwoorden
opdracht (vraag) 2 A
opdracht 4D
opdracht 8C
Slide 12 - Slide
vraag 9 - Kolibries
1) lees de tekst
2) onderstreep de onbekende woorden
3) wat begrijp je wel?
Slide 13 - Slide
Vraag 9 Kolibries
1)Wat is de opdracht? /
Wat moet je weten?
2)Moet je het antwoord snel zoeken of moet je de hele tekst lezen?
3)Lees ook even de antwoorden door.
Dan weetje waar je op moet letten.
Slide 14 - Slide
De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is: wat is de belangrijkste informatie?
Het moet dus niet een klein dingetje zijn, maar wat wil de schrijver dat we leren? (Wat komt in de 'takken'van de mindamp?
Slide 15 - Slide
vraag 9 kolibries
Je moet dus kiezen uit 4 hoofdgedachten - welke past het beste.
In de volgende sheet zie je hoe je het gaat doen:
Slide 16 - Slide
vraag 9 kolibries
4) bespreek met de buur
5) welke woorden moet je opzoeken?
6) zoek de woorden op , zet de betekenis erbij
Slide 17 - Slide
Kolibries
Deze kleine (juweelachtige) vogels kunnen lange tijd in de lucht stil blijven hangen.
Zelfs achteruitvliegen is voor deze vogels geen probleem.
Hun vleugels slaan tot 90x per seconde en maak een zacht (zoemend) geluid.
Alle kolibries leven van bloemen en gebruiken hun tong en snavel om nectar te drinken.
Slide 18 - Slide
Er zijn meer dan 300 soorten kolibries, die alle alleen in Noord -en Zuid Amerika voorkomen.
Sommige leven in tropische oerwouden, maar de meeste leven in de bergen, open terreinen en soms tuinen.