Energie en snelheid bij een verschillende baantypes.
Slide 2 - Slide
H6 arbeid en energie
Arbeid: de energie die nodig is om een voorwerp over een bepaalde afstand te verplaatsen.
Eenheid van arbeid is joule (J)
W=F⋅s
Slide 3 - Slide
Voorbeeld arbeid
Stel je tilt een halter van 20 kg een halve meter op. Wat is de arbeid?
F=m⋅g=20⋅9,81=196,2N
W=F⋅s=196,2⋅0,5=98,1J
Slide 4 - Slide
Voorbeeld arbeid 2
Je botst met een snelheid van 10 m/s tegen een muur. De auto heeft een kreukelzone van 30 cm. Hoe groot is de kracht op de auto? De auto heeft een massa van 1500 kg.
ΔEk=W
ΔEk=21m(Δv)2
ΔEk=21⋅1500⋅(102−0)=75000J
Slide 5 - Slide
Vb arbeid 2
Je botst met een snelheid van 10 m/s tegen een muur. De auto heeft een kreukelzone van 30 cm. Hoe groot is de kracht op de auto? De auto heeft een massa van 1500 kg.
ΔEk=21⋅1500⋅(102−0)=75000J
W=F⋅s,F=sW=0,375000=250.000N
Slide 6 - Slide
H6 vermogen en energie
Vermogen is de hoeveelheid energie die per seconde wordt verbruikt.
Eenheid van vermogen is J/s of Watt.
P=tE
Slide 7 - Slide
Voorbeeld vermogen
Je tilt het gewicht van 20 kg op in 1,5 s een halve meter op.
We hadden al uitgerekend dat we hiervoor 98,1 J moeten verrichten. Wat is het vermogen dat je moet leveren?