Les 4 Maatschappijleer TL4

5.5 Opgepakt... en dan?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.5 Opgepakt... en dan?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
• Je weet wanneer iemand als verdachte wordt gezien.
• Je weet wat de politie kan en mag doen bij een verdachte en waarom daar regels aan verbonden zijn.
• Je weet wat de rol van een officier van justitie is in het strafproces en welke keuzes de officier heeft.
• Je weet wie er een belangrijke rol spelen in een rechtszaak en wat hun rechten en plichten zijn.
• Je kunt uitleggen welke drie vragen een rechter beantwoord wil krijgen tijdens een rechtszaak.  









Slide 2 - Slide

Wat waren ook alweer 3 verschillen tussen een overtreding en een misdrijf?

Slide 3 - Open question

Een verdachte is iemand die:..
A
Iets strafbaars heeft gedaan.
B
iets strafbaars heeft gedaan volgens de politie.
C
Iets strafbaars heeft gedaan volgens de rechter.
D
Iets strafbaars heeft gedaan volgens het slachtoffer.

Slide 4 - Quiz

Als je verdachte bent van een ... , mag de politie je fouilleren
A
Overtreding
B
Misdrijf
C
Overtreding of misdrijf
D
Fouilleren mag nooit

Slide 5 - Quiz

Wat mag de politie?
Pas als je verdachte bent van een misdrijf mag de politie:


• je fouilleren
• je arresteren/aanhouden
• je huis doorzoeken op zoek naar bewijsmateriaal

Na afloop van het onderzoek schrijft de politie een
proces-verbaal: een speciaal politieverslag over het misdrijf
en de verdachte.





Slide 6 - Slide

Kijkvraag
Waarom werd de man gearresteerd?
En waarom werd hij later weer vrijgelaten?




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Kijkopdracht: Waarom werd de man gearresteerd?
En waarom werd hij later weer vrijgelaten?


Slide 9 - Open question

De officier van justitie

Bij een zwaarder misdrijf gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie. Deze beslist wat er met de verdachte gebeurt.


Het Openbaar Ministerie (OM) is alle officieren van justitie samen.




Slide 10 - Slide

Op een onbewoond eiland
  1. Brainstorm (5 min.): bedenk eerst in je groep van 4 de belangrijkste argumenten (logos) voor je standpunt. Bedenk ook welke emoties in het debat je kunt gebruiken en welke verhalen daarbij aansluiten (pathos). Houd ook je geloofwaardigheid (ethos) in de gaten.
  2. Structuur betoog (5 min.): bedenk wat je gaat zeggen in de opzetbeurt (1 min.), vrije beurt (4 min.) en conclusiebeurt (1 min.).
  3. Taakverdeling en uitwerking (5 min.): Verdeel de taken (1 opzetbeurt, 2 vrije beurt, 1 conclusiebeurt) en werk per persoon je verhaal verder uit.
  4. Eindcontrole (5 min.): controleer als groep of het betoog een goed geheel vormt en pas waar nodig aan.

Slide 11 - Slide

Seponeren
Strafbeschikking
Vervolgen
21-jarige man die zelf vroeger misbruikt is, heeft 9-jarig jongetje gedrogeerd, verkracht en vermoord.
12-jarige jongen bedreigt vrouw en wordt gefilmd. Filmpje gaat viral en krijgt veel negatief commentaar.
Iemand wordt gepakt met illegale drugs op dancefestival.

Slide 12 - Drag question

Kijkvraag
Noem twee voordelen en twee nadelen van een strafbeschikking voor de verdachte.




Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Kijkopdracht en denkvraag: Noem twee voordelen en twee nadelen van een strafbeschikking voor de verdachte.


Slide 15 - Open question

Stappen van een rechtszaak
  1. De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte
  2. De officier van justitie leest de aanklacht voor. De rechter, officier en advocaten stellen vragen aan de verdachte
  3. De rechter, officier van justitie en advocaten stellen vragen aan de getuigen.
  4. De officier van justitie legt nog eens uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf.
  5. De advocaat weerlegt de standpunten van de officier
  6. De verdachte krijgt als laatste het woord
  7. Bij eenvoudige zaken neemt de rechter meteen een beslissing (het vonnis). Bij andere zaken volgt het vonnis twee weken later.






Slide 16 - Slide

Schuldig
Een rechter moet drie vragen met ‘ja’ beantwoorden om te bepalen of iemand schuldig is.
1. Heeft de verdachte het gedaan? (bewijs)
2. Gaat het om een strafbaar feit? (bijv. is geweld geen zelfverdediging?)
3. Is de verdachte strafbaar? (is hij toerekeningsvatbaar?)




Slide 17 - Slide

Kijkvraag
Wat zou een rechter beslissen over deze vechtpartij, denk je?





Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Wat zou een rechter beslissen over deze vechtpartij, denk je?


Slide 20 - Open question

Kijkvraag
Wat is het vonnis van de rechter over de vechtpartij? 
En wat vind je van dat vonnis?






Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Wat is het vonnis van de rechter over de vechtpartij?
En wat vind je van dat vonnis?


Slide 23 - Open question

Op een onbewoond eiland
  1. Brainstorm (5 min.): bedenk eerst in je groep van 4 de belangrijkste argumenten (logos) voor je standpunt. Bedenk ook welke emoties in het debat je kunt gebruiken en welke verhalen daarbij aansluiten (pathos). Houd ook je geloofwaardigheid (ethos) in de gaten.
  2. Structuur betoog (5 min.): bedenk wat je gaat zeggen in de opzetbeurt (1 min.), vrije beurt (4 min.) en conclusiebeurt (1 min.).
  3. Taakverdeling en uitwerking (5 min.): Verdeel de taken (1 opzetbeurt, 2 vrije beurt, 1 conclusiebeurt) en werk per persoon je verhaal verder uit.
  4. Eindcontrole (5 min.): controleer als groep of het betoog een goed geheel vormt en pas waar nodig aan.

Slide 24 - Slide

Check-uit: wat is je bijgebleven van deze les?

Slide 25 - Mind map