Die Modalverben V2

Die Modalverben...     
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Die Modalverben...     

Slide 1 - Slide

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?

  • zwakke werkwoorden  ->  regelmatig (bijv. spielen, reden)
  • sterke werkwoorden  ->  lopen- liep (bijv. fahren, lesen)
  • onregelmatige werkwoorden, o.a.
     - haben, sein, werden
     - modale werkwoorden (bijv. müssen, mögen)

Slide 2 - Slide

Wat zijn "Modalverben" of modale werkwoorden ?
> "Modalverben" zijn hulpwerkwoorden
> Ze geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

''Modalverben" zijn dus:
  • Veel gebruikte hulpwerkwoorden met een eigen betekenis
  • Krijgen een verandering van klank in enkelvoud
  • Hebben bij ich en bij er sie es  géén uitgang



Slide 5 - Slide

wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Können
dürfen
mögen
wollen
Müssen
Wissen
kunnen
mogen
houden van
willen
weten
moeten

Slide 8 - Drag question

.....du mir bitte helfen?
A
Kannst
B
Kann
C
Könnst
D
Kanst

Slide 9 - Quiz

Ich ................ heute nicht zur Schule.
A
woll
B
willt
C
will
D
wollen

Slide 10 - Quiz

Wir ...... ein Haus bauen.
A
willen
B
wöllen
C
wollt
D
wollen

Slide 11 - Quiz

........du Brokkoli?
A
Mag
B
Mögst
C
Mögt
D
Magst

Slide 12 - Quiz

....... du morgen länger aufbleiben?
A
Darfst
B
Dürft
C
Darf
D
Dürfen

Slide 13 - Quiz

Ich ...... alles über Fußball.
A
wiss
B
weiße
C
weiß
D
wisse

Slide 14 - Quiz

Herr Bär, vielleicht ... Sie das.
A
weisen
B
wiesen
C
wisst
D
wissen

Slide 15 - Quiz

Kinder, ihr ....... länger aufbleiben.
A
dürfen
B
dürfst
C
dürft
D
durft

Slide 16 - Quiz

Pia ...... heute mit uns zur Party gehen.
A
durft
B
darft
C
durf
D
darf

Slide 17 - Quiz

Wir ...... noch viel lernen.
A
mussen
B
müsen
C
musen
D
müssen

Slide 18 - Quiz

Kinder, ihr ...... schwimmen lernen!
A
musst
B
müsst
C
müssen
D
mussen

Slide 19 - Quiz

Ich ... alles und noch viel mehr.
Wir ...... alles und noch viel mehr.
A
kan - können
B
kann - können
C
kann - konnen
D
kan - konnen

Slide 20 - Quiz

Tot slot: het werkwoord 'dürfen' betekent dus....
A
willen
B
mogen
C
durven
D
kunnen

Slide 21 - Quiz

Het werkwoord "mögen" betekent dus:
A
leuk vinden, houden van
B
mogen, toestemming
C
raar vinden, hekel hebben aan

Slide 22 - Quiz

Und jetzt... üben! 
TEAMS> KANAAL 'GRAMMATIK'

Slide 23 - Slide

LEREN !
RIJTJES VAN DÜRFEN- KÖNNEN-MÖGEN-WOLLEN + BETEKENIS

Slide 24 - Slide