G: Reading + herhaling

Lesdoel: vrijdag 15-01-2021
- Nakijken huiswerk G:reading
- Herhalen van onderdelen Chapter 3:
* Irregular verbs
* Word order
* Adjectives
- Einde van de les
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel: vrijdag 15-01-2021
- Nakijken huiswerk G:reading
- Herhalen van onderdelen Chapter 3:
* Irregular verbs
* Word order
* Adjectives
- Einde van de les

Slide 1 - Slide

Nakijken huiswerk:
Zie Teams : Bestanden
Er staat een document met de antwoorden per boek. 
Jullie hebben 5 minuten de tijd om dit na te kijken.
Noteer vragen.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Questions?

Slide 3 - Slide

What are your questions about irregular verbs?

Slide 4 - Open question

What is the rule for the Past Tense with regular verbs?

Slide 5 - Open question

What is the past tense and past particple of: to walk ?
A
walked - walked
B
walkd - walkd
C
walks - walks
D
walks - walked

Slide 6 - Quiz

So, what is the rule with regular verbs?
If you want to make a past tense or past participle you:
Als je een verleden tijd of voltooid deelwoord wil maken dan:
verb  +  -(e)d

walk => walked - walked
taste => tasted - tasted
hear => heard - heard

Slide 7 - Slide

What is the rule with irregular verbs?
There is no rule.

Slide 8 - Slide

No rules? Now what?
You have to learn the irregular verbs by heart.

to have - had - had
to see - saw - seen
to dig - dug - dug


Slide 9 - Slide

Word order.
What is the rule?

Slide 10 - Open question

Basic rule word order:
Wie? - Doet? -  Wat? - Waar? - Wanneer?

Who? - Does? - What? - Where - When?

Slide 11 - Slide

Put in the correct order:
the cinema - went to - yesterday - I

Slide 12 - Open question

Adjectives: bijvoeglijk naamwoorden
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
Pretty dress; Good actor; Fantastic film
Komen VOOR het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
We had a good time.


Slide 13 - Slide

Adjectives: bijvoeglijk naamwoorden
Bij de werkwoorden komt de adjective er soms achter: 
Bijvoorbeeld bij: be, look, appear en seem.
Dan zegt het adjective iets over het onderwerp (WIE) .
Bijvoorbeeld:
She looks amazing in my new dress.
I am curious about that new film.




Slide 14 - Slide

Meer info:
Chapter 3:

E: Adjectives (and Word order)
in beide boeken.
Extra oefenen: Einde van het hoofdstuk in het boek of online.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Blijf oefenen!
Heb je vragen? 
Schrijf ze op en stel ze !

Fijn weekend!

Slide 17 - Slide