redactiesommen KADER
1 / 21
Lesson duration is: 20 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Tijdens de vakantie rijden we in 4 dagen 280 km. Hoeveel km rijden we dan gemiddeld per dag?
A
140 km
B
70 km
C
210 km
D
170 km
Slide 2 - Quiz
Kasper heeft een krantenwijk. 's Morgens brengt hij 147 kranten rond en 's avonds nog 128. Hoeveel bezorgd hij per dag?
A
750
B
175
C
275
D
375
Slide 3 - Quiz
Een bouwbedrijf bestel 1785 stenen. Bij aflevering zijn er 185 gebroken. Hoeveel hele stenen krijgt het bouwbedrijf?
A
1700
B
1870
C
1770
D
1600
Slide 4 - Quiz
Hoeveel is 8 keer €3 meer dan een briefje van €20,-?
A
23
B
11
C
4
D
44
Slide 5 - Quiz
Hoe schrijf je dit getal in cijfers?
Achthonderdtweeenzeventig
Achthonderdtweeenzeventig
A
728
B
782
C
278
D
872
Slide 6 - Quiz
In groep VKMA, VKMB, VKMC en VKMD zitten 60 leerlingen. Ze krijgen elk 4 mandarijnen. Hoeveel mandarijnen zijn er nodig?
A
56
B
64
C
240
D
244
Slide 7 - Quiz
Hoeveel maanden zitten er in 3 jaar?
A
36
B
24
C
12
D
48
Slide 8 - Quiz
Tante An mist de trein van 15.00 uur. Ze moet een kwartier wachten op de volgende trein. Hoe laat is het dan?
A
15.00 uur
B
15.15 uur
C
15.30 uur
D
14.45 uur
Slide 9 - Quiz
De tuin achter ons huis is 22 m lang en 16 m breed. Wat is de omtrek van de tuin?
A
38 m
B
32 m
C
76 m
D
67 m
Slide 10 - Quiz
Erwin maakt 5 rijen van elk 9 plantjes in de tuin. Hoeveel plantjes zijn dat?
A
4
B
14
C
45
D
55
Slide 11 - Quiz
Neem de helft van 250 en vermenigvuldig dat met 4.
Wat krijg je dan?
Wat krijg je dan?
A
1000
B
700
C
800
D
500
Slide 12 - Quiz
Hoeveel is 66 meer dan 24?
A
24
B
42
C
99
D
66
Slide 13 - Quiz
Joost en zijn vier vrienden verdelen 35 snoepjes. Hoeveel krijgt ieder?
A
7
B
9
C
4
D
6
Slide 14 - Quiz
Als je 2 meter van 2 decameter aftrekt, hoeveel meter houd je dan over?
A
22m
B
18m
C
20m
D
1,8m
Slide 15 - Quiz
De omtrek van een tuin is 80 m.
De lengte is 25 m.
Wat is de breedte?
De lengte is 25 m.
Wat is de breedte?
A
45 m
B
30 m
C
15 m
D
75 m
Slide 16 - Quiz
Tante Lien is 6 keer zo oud als Mark. Mark is 5 jaar. Hoe oud zijn tante Lien en Mark samen?
A
30 jaar
B
35 jaar
C
5 jaar
D
25 jaar
Slide 17 - Quiz
Saskia heeft €3,- meer dan €22,-.
Hoeveel geld heeft zij?
Hoeveel geld heeft zij?
A
€28,-
B
€22,-
C
€25,-
D
€19,-
Slide 18 - Quiz
Claudia koopt drie paar sokken van €2,15 per paar.
Hoeveel moet zij betalen?
Hoeveel moet zij betalen?
A
€7,95
B
€6,45
C
€11,85
D
€5,75
Slide 19 - Quiz
Mijn ouders kopen een wasmachine met €60,- korting. Ze betalen €860,-. Hoeveel kostte de wasmachine zonder korting?
A
€920
B
€800
C
€820
D
€915
Slide 20 - Quiz
Welk deel is gekleurd?
A
6/10
B
de helft
C
3/8
D
4/10
