10-1 Lowan thema 1 herhaling
1 / 49
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
A
de sgaar
B
de schar
C
de schaar
D
de knippen
Slide 3 - Quiz
De hond ligt______ de tafel.
A
op
B
voor
C
onder
D
naast
Slide 4 - Quiz
Hoeveel nagels heb je?
Slide 5 - Open question
A
de liniaal
B
de lienieaal
C
de linijaal
D
het liniaal
Slide 6 - Quiz
Hoeveel pennen zie je hier?
Slide 7 - Open question
A
de group
B
de greop
C
de groop
D
de groep
Slide 8 - Quiz
A
het sgoolgebouw
B
het schoolgebouw
C
het schoolgbauw
D
de school
Slide 9 - Quiz
Misha _________ een boek.
(lezen)
(lezen)
Slide 10 - Open question
Schrijf op als woord.
Slide 11 - Open question
A
de sportzaal/ de gijmzaal
B
de spoortzaal/ de gymzaal
C
de sportzal/ de gymzal
D
de sportzaal/ de gymzaal
Slide 12 - Quiz
De docent staat _____ het bord.
A
op
B
voor
C
onder
D
naast
Slide 13 - Quiz
Wat is dit?
Slide 14 - Open question
Schrijf een zin met 'de map'
Slide 15 - Mind map
A
de vloer
B
de floer
C
de floor
D
de vloor
Slide 16 - Quiz
Geef antwoord in een zin. Is dit de keuken?
Slide 17 - Open question
A
het plaafond
B
het plavond
C
het plafond
D
het plavond
Slide 18 - Quiz
Geef antwoord in een zin. Is dit de juf?
Slide 19 - Open question
A
de kraan
B
de wastafel
C
het wastafel
D
de handdoek
Slide 20 - Quiz
Base _________ de deur open.
(doen)
(doen)
Slide 21 - Open question
A
de verarming
B
het verwarmding
C
het verwaarming
D
de verwarming
Slide 22 - Quiz
Geef antwoord in een zin. Is dit de schakelaar?
Slide 23 - Open question
A
het sleutel
B
de sluetel
C
de sleetol
D
de sleutel
Slide 24 - Quiz
Ik _______ het rooster op het bord.
(schrijven)
(schrijven)
Slide 25 - Open question
A
het bureau
B
de buro
C
de buraue
D
het bureou
Slide 26 - Quiz
Wat is dit?
Slide 27 - Open question
Het is 08:38 uur, ik _______ te laat.
(zijn)
(zijn)
Slide 28 - Open question
Wat is dit?
Slide 29 - Open question
Wat is dit?
Slide 30 - Open question
A
de lookaal
B
het lokaal
C
het lookal
D
de lokaal
Slide 31 - Quiz
A
het beureau
B
het buro
C
het bureau
D
de buuroo
Slide 32 - Quiz
Anhelina _________ op tijd op school.
(zijn)
(zijn)
Slide 33 - Open question
A
het kaantoor
B
het kantoor
C
de kantoor
D
het kan toor
Slide 34 - Quiz
Wat is dit?
Slide 35 - Open question
Wat is dit?
Slide 36 - Open question
A
de toetes
B
de toets
C
het toets
D
het toetes
Slide 37 - Quiz
A
de prullenbak
B
de prulenbak
C
het prulenbak
D
het prullenbak
Slide 38 - Quiz
De meneer staat ______ de stoel.
A
op
B
voor
C
naast
D
achter
Slide 39 - Quiz
Volgende week ______ Vitalii een toets.
(hebben)
(hebben)
Slide 40 - Open question
A
de stopkontakt
B
het stopkontact
C
het stopcontact
D
de stopcontakt
Slide 41 - Quiz
A
de puntensleiper
B
de peuntenslijper
C
de puntenslieper
D
de puntenslijper
Slide 42 - Quiz
Schrijf een zin met 'de stift'
Slide 43 - Mind map
Geef antwoord in een zin. Is dit de tafel?
Slide 44 - Open question
Rodion _______ om 16:00 uur naar huis.
(gaan)
(gaan)
Slide 45 - Open question
De kat zit ______ de doos.
A
op
B
voor
C
naast
D
achter
Slide 46 - Quiz
Hoeveel vingers steek ik op?
Slide 47 - Open question
Geef antwoord in een zin. Is dit het kleurpotlood?
Slide 48 - Open question
Olesia ________ ________ het raam.
(wijzen naar)
(wijzen naar)
