Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Engelse werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Ik weet ik wat Engelse werkwoorden zijn. 
- Ik weet hoe ik de tt en de vt van de Engelse werkwoorden moet toepassen. 

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 4 - Slide

maar..... let op de uitspraak           -n

Slide 5 - Slide

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 6 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 7 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 8 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden
-Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
-Bij werkwoorden die eindigen op -e de 'e' laten staan 
faken --> stam: fake --> hij fake+t (tt)
                                           --> hij fake+te

Slide 11 - Slide

Leenwoorden
In de straattaal zien we veel nieuwe woorden, maar ook veel woorden die we uit andere talen halen. We noemen die woorden leenwoorden.

Ook in onze standaardtaal gebruiken we leenwoorden.
Is dit nieuw? 
Is dit typisch Nederlands?

Slide 12 - Slide

Uit welke talen hebben wij
veel woorden geleend?

Slide 13 - Mind map