A. Zeg wat je bedoelt (i.p.v. schelden)
B. Heb het over jezelf (i.p.v. over de ander)
C. Stel vragen (i.p.v. te oordelen)
D. Hou feit en mening uit elkaar
E. Laat elkaar uitpraten
F. Luister naar de ander
G. Betrek er geen anderen bij
H. Blijf rustig
I. Blijf van de ander af
J. ..........................