Chapitre 2 C + D

Chapitre 2 C + D
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Chapitre 2 C + D

Slide 1 - Slide

C Phrases-clés (p.70)
Een vraag stellen in het Frans.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

D: Grammaire
Werkwoorden vervoegen op -er

Slide 4 - Slide

Even herhalen...
Wat is de Franse vertaling van de volgende personen?
Ik
Jij
Hij 
Zij
Men / wij
Wij 
Jullie / u
Zij (👨🏽👨🏽)
Zij (👩🏼👩🏼)

Slide 5 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 
  1. Werkwoorden op -er
  2. Werkwoorden op -ir
  3. Werkwoorden op -re

Deze LessonUp gaat alleen over de werkwoorden op -er. Dat zijn er meer dan 280!
VB
Aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer
VB
Choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir
VB
Vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

Slide 6 - Slide

Les buts
  • Aan het einde van deze LessonUp weet je met welke stappen je een regelmatig werkwoord op -er vervoegt. 
  • Heb je geoefend met het vervoegen van regelmatige werkwoorden op -er.
  • Ken je de bijzonderheden bij regelmatige werkwoorden op -er.

Slide 7 - Slide

Welke werkwoorden
op -er ken je al?

Slide 8 - Mind map

Sleep de Nederlandse vertaling naar het juiste Franse werkwoord.
regarder
écouter
détester
aimer
een hekel hebben aan
houden van / leuk vinden
kijken
luisteren

Slide 9 - Drag question

Chercher
Oublier
Habiter
Aimer
Houden van
Wonen
Zoeken
Vergeten

Slide 10 - Drag question

Verbes -er 
(werkwoorden -er)
Stap 1: - er
Stap 2: + uitgang > e/es/e/ons/ez/ent

Leer deze regel en je kan alle werkwoorden die eindigen op -er vervoegen!

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Voorbeelden met donner  (geven):
Je donne =               ik geef
Tu donnes =             jij geeft
Il donne =                  hij geeft
Elle donne =             zij geeft
On donne =               men geeft / wij geven
Nous donnons =    wij geven
Vous donnez =        u geeft / jullie geven
Ils donnent =            zij geven (mannelijk meervoud) 👨🏽👨🏽👨🏽👨🏽👨🏽👨🏽 (of een groep mensen, mannen en vrouwen samen👩🏼👨🏽👩🏼👨🏽)
Elles donnent =       zij geven (vrouwelijk meervoud) 👩🏼👩🏼👩🏼👩🏼👩🏼👩🏼

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Je wil zeggen: 'ik praat'
  •  Wat is het hele werkwoord? Praten = Parler
  • Haal -er  van het hele werkwoord. Parl... is nu de stam
  •  Bepaal de juiste uitgang voor 'ik'

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Parler - er = parl...
Je krijgt een +e als uitgang

stam + uitgang 
Je parle
Ik praat

Slide 14 - Slide

nous parl...
A
ons
B
e
C
es
D
ez

Slide 15 - Quiz

tu habit...
A
e
B
es
C
ent
D
ez

Slide 16 - Quiz


Romain..........ses copains. (inviter)

A
invites
B
invitent
C
invitez
D
invite

Slide 17 - Quiz


Nous..........la musique. (adorer)

A
adorez
B
adorons
C
adores
D
adore

Slide 18 - Quiz

les filles mang...
A
ez
B
e
C
ent
D
es

Slide 19 - Quiz


Ma mère..........le gâteau. (préparer)

A
préparent
B
prépare
C
préparez
D
prépares

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er in.
Tu.........le tableau. (regarder)

A
regarde
B
regardez
C
regardes
D
regardent

Slide 21 - Quiz

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 22 - Drag question

Is het werkwoord goed vervoegd?
Elle habitent aux Pays-Bas.
A
B

Slide 23 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
Tu chantes une chanson.
A
B

Slide 24 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
J'aime le tennis.
A
B

Slide 25 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
Nous parlez néerlandais.
A
B

Slide 26 - Quiz

Les roues
Vervoeg de werkwoorden op -er.
Roue 1: pronoms personnels
Roue 2: verbes -er

Slide 27 - Slide

het er werkwoord
het er werkwoord

Slide 28 - Slide

Au travail!
Exercices à faire:
16ABCD
17AB
18a (maak 8 zinnen)


timer
1:00

Slide 29 - Slide