Aandeel duurzame energiebronnen Een klein deel van de Nederlandse energie komt van duurzame energiebronnen.
Voor het opwekken van elektriciteit wordt windenergie gebruikt. Het grote voordeel is dat het energie is zonder
CO 2-uitstoot. Er zijn ook nadelen. Het waait niet altijd, terwijl energie altijd nodig is. Ook wil niemand een windmolenpark in
zijn achtertuin. Mensen hebben last van het lawaai, of ze vinden de windmolens lelijk. Daarom worden nu ook grote windparken
in de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer gebouwd Op open water buiten de kust waait het bijna altijd Het opwekken van zonne-energie neemt snel toe. Steeds meer huiseigenaren plaatsen zonnepanelen op hun dak. Ook worden er grote zonneparken gebouwd waar veel panelen bij elkaar staan (figuur 3). Een nadeel is dat zonnepanelen ’s nachts geen stroom opwekken, terwijl we ook dan stroom nodig hebben. Er wordt ook steeds meer gebruikgemaakt van lucht- en
bodemwarmte. Dat gebeurt met warmtepompen die het huis en het kraanwater op een duurzame manier verwarmen. Ze halen
de warmte uit de lucht of uit de bodem, waardoor er minder of zelfs geen gas bij nodig is. In Nederland wordt de meeste duurzame energie opgewekt met biomassa (figuur 4). Dat zijn allerlei materialen die afkomstig zijn van planten, zoals hout(resten), groente-, fruit- en tuinafval, oud papier en plantaardige olie. Ook mest van dieren wordt gebruikt. Energiecentrales en afvalverbrandingsinstallaties gebruiken de biomassa om elektriciteit op te wekken. Ook wordt er brandstof van gemaakt. Biomassa is een duurzame energiebron, omdat de biomassa nooit opraakt én je deze CO2-neutraal kunt gebruiken: bij de verbranding komt alleen CO2 vrij dat planten en bomen tijdens hun leven uit de lucht hebben opgenomen. Je gaat er dan wel
vanuit dat er steeds nieuwe planten en bomen groeien die weer
CO2 opnemen. Maar dat gebeurt niet altijd. Bovendien staat
er niet meteen een nieuwe boom als je een boom omhakt.
Het duurt dan jaren om de extra uitgestoten CO2 weer op te
nemen.