This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
1. Uitleg
2. Quiz (klassikaal)
3. Schrijfopdracht
4. MentiMeter
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden
kun je aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden herkennen in een zin.
kun zelf zinnen maken waarin je aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden goed gebruikt.
Slide 2 - Slide
Vragende voornaamwoorden
Let op!
waar, wanneer en hoe zijn geen vragend voornaamwoorden.
Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw): wie, wat, welk(e), wat voor (een).
Hoe herkennen? Een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen en hier iets over 'vraagt'
Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?
Wanneer een vr.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen? Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat? Wie = vragend voornaamwoord
Slide 3 - Slide
Aanwijzende voornaamwoorden
Let op!
Daar, daarheen, daarover zijn geen aanwijzend voornaamwoorden.
Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke.
Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.
Mag ik een pen van jou? (een = olw)
Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)
In zin 1 wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2 een specifieke pen.
Slide 4 - Slide
Onbepaald voornaamwoord
(onbep.vnw)
Verwijst niet naar een persoon of zaak, maar naar iets vaags.
men, iemand, niemand, elke, sommige, alles, iedereen, iets, niets, wat
Iedereen heeft geoefend, zodat men straks alles goed kan maken.
Slide 5 - Slide
Schematisch
Soort
Afkorting
Voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoord
aanw.vnw
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e)
Vragend voornaamwoord
vr.vnw
wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Onbepaald voornaamwoord
onbep.vnw
niets, (zo)iets, alles, het, wat, iemand, niemand, iedereen, men, ieder
Slide 6 - Slide
Aan de slag!
Quiz aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
Slide 7 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
WAT = .....
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
Slide 8 - Quiz
Heeft niemand iets van haar gehoord? niemand =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 9 - Quiz
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
Vond jij [dat] boek ook zo spannend?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 10 - Quiz
Niets is wat het lijkt.
NIETS = ......
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
Slide 11 - Quiz
HET gele vogeltje vloog door de lucht.
A
Onbepaald voornaamwoord
B
Lidwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord
Slide 12 - Quiz
De delen die over uitspraak gaan, zijn in ieder geval van belang. Wat voor voornaamwoord is 'die'.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 13 - Quiz
Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Wie bepaalt eigenlijk wanneer je vrij bent?
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Op zulke dagen moet je lekker naar buiten gaan!
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 15 - Quiz
Hier regelt iedereen gewoon alles voor elkaar.
Wat is het woordje 'hier'?
A
bijwoord
B
vragend voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
Welke woordsoort vervangt een zelfstandig naamwoord?
A
Vragend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord
D
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
Welke woordsoort wordt gebruikt om een persoon of zaak aan te wijzen?
A
Vragend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 18 - Quiz
Welke woordsoort wordt gebruikt om een vraag te stellen?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord
D
Onbepaald voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
Wat voor soort vnw is 'men'
A
vragend voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
het is geen voornaamwoord
Slide 20 - Quiz
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
Ik denk dat ik [alles] wel begrijp.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Welk voornaamwoord is WIE in de volgende zin: Heb jij al een idee wie jij meeneemt naar Parijs volgend jaar?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
Die journalist stelt steeds [dezelfde] vragen.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 23 - Quiz
Hier regelt iedereen gewoon alles voor elkaar.
Wat is het woordje 'gewoon'?
A
bijwoord
B
vragend voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 24 - Quiz
Kun je een aanwijzend voornaamwoord, een vragend voornaamwoord en een onbepaald voornaamwoord in één zin hebben?
A
Jazeker
B
Nooit!
Slide 25 - Quiz
Schrijfopdracht
Schrijf een verhaaltje van 100 woorden waarin
aanwijzend, onbepaald en vragend
voornaamwoorden in voorkomen. Kies zelf een leuk onderwerp.
Ben je klaar?
Maak opdracht 2 uit het boek (Blz. 151)
Slide 26 - Slide
Terugblik leerdoelen
Ik weet wat aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden zijn en kan ze herkennen en toepassen in een zin.