Gebruik je bij handelingen die je altijd, vaak, soms of nooit doet.
(+) bevestigende zin: I always walk to school.
(+) bevestigende zin: He never takes the bus.
(-) ontkennende zin: He doesn't eat apples.
(-) ontkennende zin: We don't like playing games.
(?) vraagzin: Does he often wear white socks?
(?) vraagzin: Do they play football every weekend?