W49 Telling Time + Questions/Negative sentences

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

ENGLISH

Lesson 1, week 49

TODAY

• Telling time (stone 4)
• Questions
• Negative sentences 

TELLING TIME

• Wanneer je het hebt over hele uren, zeg je o'clock.
• Bijv: It is 2 o'clock. = Het is 2 uur.
• -> denk aan de hoge komma tussen o en clock!
• 
  
• Wanneer je het hebt over halve uren, zeg je half past ..
• Bijv: It is half past 2. = Het is half 3.
• -> half past = een half uur na ...

TELLING TIME

• Wanneer je het hebt over kwart over, zeg je a quarter past.
• Bijv: It is a quarter past three. = Het is kwart over three.
• -> a quarter past = een kwartier na ...
• 
  
• Wanneer je het hebt over kwart voor, zeg je a quarter to.
  
• Bijv: It is a quarter to three. = Het is kwart voor three.
• -> a quarter to = een kwartier tot ...

TELLING TIME

• Hoe zeg je dat het 10 over 4 is? (4:10/16:10)
• It is ten past four.
• Hoe zeg je dat het 10 over half 8 is? (7:40/19:40)
• It is twenty to eight.
• Hoe zeg je dat is 5 voor 10 is? (9:50/21:50)
• It is ten to ten.

TELLING TIME

• Wanneer is het am en wanneer is het pm?
  
• am = vóór 12 uur 's middags (at morning)
• pm = na 12 uur 's middags (past morning)
  

Hoe zeg je de volgende tijden:
Het is 11:50.

Hoe zeg je de volgende tijden:
Het is 19:45.

Hoe zeg je de volgende tijden:
Het is 7:00.

Hoe zeg je de volgende tijden:
Het is 17:30.

Hoe zeg je de volgende tijden:
Het is 13:20.

QUESTIONS

Am, is, are:

Zet deze vooraan in de zin.

Maak er een vraagzin van:
She is my teacher.

Maak er een vraagzin van:
They are having fun.

Maak er een vraagzin van:
I am watching a movie.

QUESTIONS

Alle andere werkwoorden:

Zet do of does vooraan in de zin.

Do -> I, you, we, they

Does -> She, he, it

SHIT-rule = het hele werkwoorden, dus geen -(e)s erachter!

Maak er een vraagzin van:
She walks her dog.

Maak er een vraagzin van:
We build with legos.

Maak er een vraagzin van:
You look happy.

QUESTIONS

Have got/has got:

Zet have of has vooraan in de zin.

Have -> I, you, we, they

Has -> She, he, it

Bijv: I have got 2 cats. | Have I got 2 cats?

Bijv: He has got a new car. | Has he got a new car?

NEGATIVE SENTENCES

Om een zin negatief te maken zet je 'not' in de zin.

NEGATIVE SENTENCES

Am, is, are:

Zet not achter het dit werkwoord.

Korter maken: 

• I'm not
• isn't
• aren't

NEGATIVE SENTENCES

Alle andere werkwoorden:

Zet do not of does not voor het werkwoord.

SHIT-rule = het hele werkwoorden, dus geen -(e)s erachter!

Korter maken:

• don't
• doesn't

NEGATIVE SENTENCES

Have got/has got:

Zet not TUSSEN have/has en got (have not got/has not got)

Korter maken:

• haven't got
• hasn't got