What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
figuurlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
10 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
Wat is beeldspraak?
Beeldspraak is
figuurlijk
t
aalgebruik
. Er wordt
niet letterlijk
gezegd wat er wordt bedoeld.
Er wordt een
beeld
gebruikt voor iets wat letterlijk wordt bedoeld (
object
).
Voorbeeld: 'Ik heb honger als een paard.'
Slide 2 - Slide
Waarom beeldspraak?
Beeldspraak maakt taal
levendig
en
aantrekkelijk
Beeldspraak kan
overtuigend
werken
Beeldspraak kan
begrip
bevorderen
Slide 3 - Slide
1. Vergelijking
Vergelijking met 'als' of ander (vergelijkend) woord
Hij is een beer van een vent.
Vergelijking zonder 'als' of ander (vergelijkend) woord
Je kamer, die zwijnenstal, moet worden opgeruimd!
Beeld én object staan in de zin.
Slide 4 - Slide
2. Metafoor
Het object wordt vervangen door het beeld
Wat een zwijnenstal is het hier!
Op basis van de context bepalen wat het object is
Een trouwe wachter stond op de hoge duin.
Spreekwoorden en gezegden zijn vaak metaforen
Als er een schaap over de dam is, volgen er meer.
Slide 5 - Slide
3. Personificatie
Levenloze of abstracte dingen krijgen menselijke eigenschappen
De wind huilt om het huis.
Mijn kamer smeekt om een opruimbeurt.
Slide 6 - Slide
'In het zonlicht dansten talloze stofjes.'
Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Personificatie
Slide 7 - Quiz
'Hij is zo trots als een pauw'
Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Synesthesie
D
Metafoor
Slide 8 - Quiz
'Ik brand van verlangen.'
Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Synesthesie
Slide 9 - Quiz
Pleonasme:
Het hoofdwoord heeft al een bepaalde betekenis en deze herhaal je door een overbodig woord. Stijlfout, maar in poëzie vaak bewust gedaan.
> De ronde cirkel biedt weerstand.
> Het groene gras onderdrukt een zucht.
Slide 10 - Slide
Tautologie:
Met twee verschillende woorden hetzelfde zeggen. Je hebt dus synoniemen in de zin.
> Zij liepen rennend en dravend door het bos.
> Maar dat is echter een goed idee.
Slide 11 - Slide
Wat is een voorbeeld van een tautologie?
A
Hij gaat zeker en vast verliezen vandaag.
B
Hij heeft geen idee wat hij moet doen.
C
Roos is altijd en eeuwig te laat.
D
Hij heeft die ronde bal een schop gegeven.
Slide 12 - Quiz
De zwarte kraaien is een voorbeeld van
A
Repetitio
B
Tautologie
C
Allemaal niet
D
Pleonasme
Slide 13 - Quiz
maken 3.3 B, 3.4 B en 3.5 B
S.O. woensdag 28 juni
Slide 14 - Slide
More lessons like this
Beeldspraak in de Nederlandse taal
January 2024
- Lesson with
10 slides
Over taal H1: Beeldspraak
September 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
21220112 BTZ MV
January 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Beeldspraak
April 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Beeldspraak
October 2021
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Beeldspraak vavo
February 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Beeldspraak en Stijlfiguren
September 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Beeldspraak
September 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4