6.3 - verwijzen met deze, die, dit en dat

SO Spelling & Formuleren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

SO Spelling & Formuleren

Slide 1 - Slide

Meervouden
Niet alle, maar wel veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.

Dit meervoud wordt afgeleid van het enkelvoud en 
kan op meestal verschillende manieren worden gevormd: 

- meervoud op -en
- meervoud op s
- meervoud op 's

Slide 2 - Slide

Sleep de woorden in het rode vakje naar het juiste gele vakje!
auto
bureau
computer
draak
excursie
geest
hotel
klinker
lokaal
lolly
manier
menu
muzikant
opa
pyjama
meervoud op -en
meervoud op s
meervoud op 's

Slide 3 - Drag question

Meervoud op -en
Meervoud op -s
Meervoud op -'s
Meervoud op -eren
Geen meervoud
rijst
kassa
leeuw
tafel
kind

Slide 4 - Drag question

Meervouden op -s
Meervouden op -'s
Sudoku
Clown
Pyjama
Oehoe
Motel
Embryo
Portemonnee
Lama
Lolly
Uier
Tandem
Eindsaldo
Employé
Ninja
Racket

Slide 5 - Drag question

Tekst
journalist
taxi
telefoon
kano
figuur
duim
dictee
Meervoud op -en
Meervoud op -s
Meervoud op 's
collega

Slide 6 - Drag question

porie
Meervoud op -iën
meervoud op -ieën
meervoud op -eën
zee
bacterie
idee
slee
drie
olie
braderie 

Slide 7 - Drag question

Goede meervouden
Foute meervouden
fantasieënn
tvs
perzikken
baby's
bezigheiden
niveaus

Slide 8 - Drag question

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
babies
perziken
boefen
boefjes

Slide 9 - Drag question

Welk antwoord geeft de juiste meervouden?
A
lollies - garage's - melodieën
B
lolly's - garage's - melodiën
C
lolly's - garages - melodieën
D
lollies- garages - melodieën

Slide 10 - Quiz

Verkleinwoorden
Wat weet ik  nog over verkleinwoorden?

Slide 11 - Slide

Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
*Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
*Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker of op -u (uitgesproken als oe), schrijf jetje met apostrof.
*Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 12 - Slide

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Lastige verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 13 - Slide

5. Wat is het verkleinwoord van 'lolly'?
A
lolly'tje
B
lollytje

Slide 14 - Quiz

Welk woord is niet goed geschreven?
(verkleinwoorden)
A
pateetje
B
tantetje
C
lolly'tje
D
tosti'tje

Slide 15 - Quiz

Ken het liedje nog?
De....deze, die
het.... dit,dat
Ja
Nee

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Video

Woordgeslacht
Lidwoord
Dichtbij
Verder weg
Mannelijk of vrouwelijk
de
deze
die
Onzijdig 
(en verklein-woorden)
het
dit
dat
Meervoud
de
deze
die
 6.3 - verwijzen met deze, die, dit en dat.

Slide 18 - Slide

Verwijswoord met voorbeeldzinnen
Mannelijke of vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
Deze, die
De radio (m) is prima, maar die doet het niet meer.
Van alle partijen (v) komt deze het meest voor dieren op. 
Onzijdige zelfstandige naamwoorden
Dit, dat
Het tarief (o) dat u voor de sportclub betaalt, wordt verlaagd.
Meervouden
Deze, die
Jij zocht toch de schriften (mv)? Bedoel je deze?

Slide 19 - Slide

Woordgeslacht onbekend?
Zoek het woord op in het woordenboek
  1.  Pak je woordenboek erbij of ga naar www.vandale.nl.
  2.  Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk.
  3.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 20 - Slide

Welk verwijswoord gebruik je voor een meervoudig zelfstandig naamwoord dat dichtbij staat?
Denk aan: 'de bomen......'
A
dat
B
deze
C
dit
D
die

Slide 21 - Quiz

Welk verwijswoord gebruik je voor een onzijdig zelfstandig naamwoord in het enkelvoud dat verder weg staat
bv. het boek?
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 22 - Quiz

Geef een voorbeeld van een onzijdig zelfstandig naamwoord (inclusief verwijswoord).

Slide 23 - Mind map

Welk verwijswoord gebruik je voor een vrouwelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud dat dichtbij staat.
Bv. de jurk?
A
dat
B
die
C
dit
D
deze

Slide 24 - Quiz

Welk verwijswoord gebruik je voor een mannelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud dat verder weg staat?
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 25 - Quiz