Mavo 4 -Examentraining

Examentraining
BTE 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with text slides.

Items in this lesson

Examentraining
BTE 

Slide 1 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Voorstelling

De voorstelling is dat wat er op het kunstwerk te zien is en wat het voorstelt. 

Luister naar de docent welk kunstwerk wordt aan de hand van de voorstelling omschreven.




Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 2 - Slide

Voorstelling

Blikrichting, gebaar, 
gezichtsuitdrukking, houding, 
kleding, landschap, mimiek, 
naar de fantasie, 
naar de waarneming,
 portret, stilleven, vertellend,
vereenvoudigd, abstract, realistisch.

Slide 3 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Vormgeving

De vormgeving is hoe het kunstwerk 
opgebouwd, met vorm, licht, kleur, ruimte en compositie

Luister naar de docent en teken wat aan de hand van de voorstelling omschreven word.




Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 4 - Slide

Examen zoek vraag

Slide 5 - Slide

Examen zoek vraag
In twee tallen krijg je vragen en antwoorden van een examen.

Zoek bij de juiste vraag de juiste antwoorden

Slide 6 - Slide

Examentraining

Slide 7 - Slide

Examentraining:
  • Toets bespreken (samen)
  • Soorten vragen (samen)
  • Oefen examen (alleen)
  • Nakijken (2 tallen)
  • Tips voor jezelf (2 tallen)




Doel van vandaag:
- Ik herken verschillende soorten examenvragen.

- Ik weet hoe uitgebreid mijn antwoord moet zijn.

- Ik voel me zekerder over het maken van examens doordat ik geoefend heb en weet wat ik kan verwachten.

Slide 8 - Slide

Tips & Tricks

Slide 9 - Slide

Tips om te leren - Tip 1
​Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je vervolgens je kennis op moet toepassen​
Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door. ​


Neem de tijd om ook de afbeeldingen goed te bekijken!


Slide 10 - Slide

Tips om te leren - Tip 2
  • Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen. ​

  • Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis! ​




Slide 11 - Slide

Tips om te leren - Tip 3
  • Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen. ​


GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk licht-donkercontrast te zien” . ​
FOUT: “beetje donkere kleuren”​ 
Formuleer helder!






Slide 12 - Slide

Duidelijk zijn
Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft.​

Veel vragen beginnen met “ omschrijf” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat.






Slide 13 - Slide

Toets bespreken

Slide 14 - Slide

Examen vragen

Slide 15 - Slide

Er zijn verschillende soorten vragen. Ze verschillen in moeilijkheid.

De soorten vragen zijn de volgende:
• Vragen over de verschijningsvorm: Wat is het? (Is het in 2D of 3D? Is het toegepaste of autonome kunst? Een bouwwerk, schilderij, toegepaste kunst?)

• Vragen over de voorstelling: Wat is er te zien? (Beschrijf de voorstelling of aspecten van de voorstelling en de betekenis ervan.)

• Vragen over de vormgeving: Die gaan over het gebruik van de beeldaspecten: kleur, vorm, licht,
ruimte en ordening. (Hoe is de compositievorm, het vorm- en kleurgebruik, en de licht-, lijn- en
ruimtewerking? De vragen gaan meestal over de effecten van de vormgevingsaspecten.)

• Vragen over de hanterings- of werkwijze: gebruik van het materiaal en de techniek. (Welk materiaal is gebruikt, welke techniek en op welke manier? Wat is het effect van de gebruikte techniek op het totale beeld?)

• Vragen over de inhoud/boodschap of zeggingskracht: Wat wil de maker overbrengen? Hoe komt het over? Is het agressief, romantisch, feestelijk, energiek, enz.? Waardoor komt dat?









Slide 16 - Slide

Vervolg soorten vragen:

• Vragen over het proces: Welke fase van het proces is het werk? (Is het een schets of een definitief schilderij? Onderbouw je mening met een argument.)

• Vragen over de functie: Heeft het een gebruiksfunctie, symbolische functie, enz.? (Welke functie heeft dit werk? Hoe functioneert het? Geef een argument.)



Slide 17 - Slide

Oefen examen
Deze vind je op examenblad.nl. 
Lees vooral ook de antwoordenmodellen een keer door zodat je ziet wat ze van je verwachten qua antwoorden.

Slide 18 - Slide

Oefen examen
  • Maak de vragen van het oefen examen. 
  • Noteer elke keer wat voor een soort vraag het is.
  • Je krijgt hier 20 minuten voor
  • Het maakt niet uit hoe ver je komt
  • Lees goed 
  • Onderbouw je antwoorden goed

timer
20:00

Slide 19 - Slide

Oefen examen - nakijken
  • In twee tallen krijg je het nakijk model.
  • Kijk samen jullie examens na.
  • Schrijf tips op, "wat kun je verbeteren?"


Slide 20 - Slide

Huiswerk: Syllabus
Markeer alle begrippen die je nog niet kent.

Zoek de betekenis van deze begrippen op, incl. een voorbeeld afbeelding.

Slide 21 - Slide

Examentraining:
  • Syllabus (2 tallen)
  • Pictionary (samen)
  • 30 seconds (samen)




Doel van vandaag:

Slide 22 - Slide

Syllabus

Slide 23 - Slide

Pictionary

Slide 24 - Slide

30 seconds

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide