This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
B2 De huid en het onderhuidse bindweefsel
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
14.2.1 Je kunt de delen van de huid en van het onderhuidse bindweefsel noemen met hun kenmerken en functies.
14.2.2 Je kunt beschrijven hoe de lichaamstemperatuur min of meer constant wordt gehouden.
Slide 2 - Slide
De huid is het grootste orgaan van je lichaam
Slide 3 - Slide
Functies van de huid
Beschermt het lichaam tegen invloeden van buiten
zoals beschadigingen
infecties
ultraviolet straling
Houdt waterverlies tegen door verdamping
Slide 4 - Slide
De huid bestaat uit de opperhuid en de lederhuid
Slide 5 - Slide
De opperhuid
Bestaat uit de kiemlaag en de hoornlaag
Slide 6 - Slide
De opperhuid
Soms is de hoornlaag heel dik = EELT
Slide 7 - Slide
De opperhuid
Pigmentcellen in de kiemlaag voor bescherming tegen ultraviolet straling
Slide 8 - Slide
De opperhuid
De haren in de huid zitten in een huidzakje en daaraan zit een talgkliertje, deze produceert talg (houdt de hoornlaag soepel)
Slide 9 - Slide
De lederhuid
Hier liggen bloedvaten, haarspiertjes, zweetklieren met zweetkanaaltjes, zintuigen en uitlopers van zenuwen
Slide 10 - Slide
De lederhuid
Slide 11 - Slide
Onderhuidse bindweefsel
Hier ligt vet opgeslagen in de vacuole van de vetcellen.
Vet dient als reservevoedsel en als isolerende laag.
Slide 12 - Slide
Regeling van de lichaamstemperatuur
Regelen van de warmteproductie:
- minder of meer verbranding
- verwijden of vernauwen van de bloedvaten
- weinig of veel zweten
- haren
Slide 13 - Slide
Zweet verdampt en de warmte die hiervoor nodig is, komt van het lichaam. Het lichaam koelt daardoor af. Bij warmte verwijden ook de bloedvaten in de huid. Hierdoor geeft het bloed meer warmte af. Spiertjes kunnen de haren of veren rechtop zetten, zodat een nog dikkere isolerende luchtlaag ontstaat. Bij mensen ziet dat eruit als ‘kippenvel’ .