BIJNA VAKANTIE

Regels:
  • gebruik je eigen naam
  • als ik je een vraag stel reageer je anders zet ik je absent
  • contact kan via de chatfunctie of teams
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Regels:
  • gebruik je eigen naam
  • als ik je een vraag stel reageer je anders zet ik je absent
  • contact kan via de chatfunctie of teams

Slide 1 - Slide

Vreemde valuta 

Slide 2 - Slide

Je gaat op vakantie naar GB.
Koers €1 = 0,8753 Pond. Je wilt €250 wisselen.
De transactiekosten zijn € 3,25. Wat krijg je aan ponden.
A
218.82 pond
B
215.98 pond
C
217.18 pond
D
212.26 pond

Slide 3 - Quiz

Uitleg
250 euro 
Transactiekosten 3.25
Beschikbaar voor omwisselen 250-3.25=€246.75
€246.75Xwisselkoers 0,8753 pond= 215.98 pond

Slide 4 - Slide

Weer omwisselen 
Je komt terug van vakantie
je hebt nog $200 dollar over
Te gebruiken koers €1=$1,10
$ 200 delen door 1,10
Transactiekosten €3.25
Te ontvangen €178,57

Slide 5 - Slide

Je komt terug van vakantie uit Thailand je hebt nog 8.971,25 Thaise baht over €1 = 35,8850 baht. Ook weer met kosten van € 3,25
A
€248,12
B
€242,50
C
€250
D
€246.75

Slide 6 - Quiz

Je vind in een oude sok nog 100 Britse Pond. €1 = 0,8664 pond
A
€115,42
B
€86.64
C
€112,17
D
Schiet mij maar lek

Slide 7 - Quiz

Aan de slag!

Slide 8 - Slide

Zijn er nog vragen?

Slide 9 - Slide

LENEN

Slide 10 - Slide

rol van de bank
Het geld wat gespaard wordt bij de bank, wordt weer uitgeleend. De bank betaalt de spaarders rente, en ontvangt van de leners rente. De rente die de bank ontvangt is hoger, zo verdient de bank geld.

Slide 11 - Slide

Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen

Slide 12 - Quiz

Lening in euro's: € 5.000
Looptijd 24 mnd: maandtermijn € 225
Hoeveel euro zijn de kredietkosten?
A
€ 225
B
€ 400
C
€ 5.400
D
€ 5.000

Slide 13 - Quiz

Kredietkosten

Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

  • aflossing: terugbetaling van het leenbedrag;
  • rente: een percentage van het leenbedrag als vergoeding voor het lenen.

Je betaalt kredietkosten meestal op 
vaste momenten in maandelijkse termijnen.


Slide 14 - Slide

Kredietkosten berekenen
  • Krediet = lening
  • Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
    Rekenvoorbeeld
    Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk 
    € 148. Looptijd is twee jaar. Bereken de kredietkosten.
    >> (24 x € 178 ) - € 3.000 = € 552

    Slide 15 - Slide

    Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500.
    Hammid kiest er echter voor om de tv in termijnen te betalen.
    Hammid betaalt 12 termijnen van € 50.

    Bereken de kredietkosten.


    A
    € 50,00
    B
    € 100,00
    C
    € 500,00
    D
    € 600,00

    Slide 16 - Quiz

    Noem drie verschillende kredietvormen.

    Slide 17 - Open question

    Je leent € 1.000 en betaald in dit terug in maandelijkse termijnen van € 25. De looptijd van de lening is 4 jaar.

    Bereken de kredietkosten.
    A
    €1.300
    B
    €300
    C
    €1.200
    D
    €200

    Slide 18 - Quiz

    Voor de aankoop van een caravan sluiten je ouders een lening af van € 10.000 met een looptijd van 2 jaar.

    Bereken de kredietkosten.

    Slide 19 - Open question

    SPAREN

    Slide 20 - Slide

    Ik zet € 600 op mijn spaarrekening. De rente bedraagt 2%. Bereken de rente in euro's.

    Slide 21 - Open question

    Wat voor soort rente krijgt je?
    Enkelvoudige rente:
    rente wordt per jaar uitgekeerd.

    Samengestelde rente:
    je ontvangt rente over rente.

    Slide 22 - Slide

    Enkelvoudige rente

    • je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
    • je spaarbedrag blijft dus gelijk




    Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

    Slide 23 - Slide

    Samengestelde rente

    • de rente wordt bijgeschreven op je rekening
    • het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
    Samengestelde rente = 
    rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)

    Slide 24 - Slide

    Voorbeeld enkelvoudige rente

    Voorbeeld:

    Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


    Rente na 1 jaar               →  € 200 : 100 x 3 = € 6

    Rente na 2 jaar              →  (€ 200 : 100 x 3) x 2 = € 12

    Rente na 1 maand        →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 = € 0,50 

    Rente na 5 maanden  →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 x 5 = € 2,50

    Slide 25 - Slide

    Bereken de enkelvoudige rente na 2 jaar sparen:
    €1000 op de rekening tegen 2% rente.
    A
    € 40,00
    B
    € 120,00
    C
    € 60,00
    D
    € 100,00

    Slide 26 - Quiz

    Rekenvoorbeeld samengestelde rente
    Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente heb je gekregen na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?

    1e jaar: € 1.000 : 1 x 100 = € 10
    2e jaar: € 1.010 : 1 x 100 = € 10,10
    3e jaar: € 1.020,10 : 1 x 100 = € 10,20

    Eind van het 3e jaar heb je € 10 + € 10,10 + € 10,20 = € 30,30 rente ontvangen.

    Slide 27 - Slide

    Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
    €1000 op de rekening tegen 2% rente.
    A
    €1.061,21
    B
    €1.060

    Slide 28 - Quiz

    Om te oefenen
    Oefenopgave 90 tot en met 93

    Om rekenen te oefenen 94 tot en met 95

    Bladzijde 96 tot en met 97 examentraining

    Slide 29 - Slide

    Fijne feestdagen 
    en tot in 2023

    Slide 30 - Slide