2.1

Welkom  
economen!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom  
economen!

Slide 1 - Slide

Laat met een berekening zien dat het totaal 55,4 miljoen is.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?



2.1 Hoe geef jij je geld uit?
2.2 Ga jij sparen of beleggen?
2.3 Wie leent, maakt schulden
2.4 Geld moet rollen!

Slide 4 - Slide

Voor we starten. Weet je het nog?

Slide 5 - Slide

Je krijgt bijles wiskunde. Als dank geef je je docent een bosje bloemen.
Hier is sprake van een ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 6 - Quiz

Wat is chartaal geld?
A
Geld op je bankrekening, plus munten en bankbiljetten.
B
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten.
C
Geld op je spaarreking.
D
Het geld op je betaalrekening.

Slide 7 - Quiz

Welk spaarmotief heb je als je voor je rijbewijs spaart?

Slide 8 - Open question

Waar staan alleen dagelijkse uitgaven?
A
fitnessabonnement, broodje gezond, verzekeringspremie
B
bioscoopkaartje, portie frites, tijdschrift
C
vakantie, blikje cola, reparatie scooter

Slide 9 - Quiz

Je leent € 1000 en betaalt het in 36 maandtermijnen van € 34,75 terug. Hoeveel moet je aflossen?

Slide 10 - Open question

Wat gaan we doen vandaag?

Leerdoelen paragraaf 2.1
Instructie 2.1
Aan de slag met paragraaf 2.1
Evaluatie van de leerdoelen
Afsluiten

Slide 11 - Slide

Hoofdstuk 1 is nu af.
Denk even aan wat je allemaal geleerd hebt!

Slide 12 - Slide

Stel je bent docent.
Welke onderwerpen van
hst 1 zou jij
in pta 1 doen?

Slide 13 - Mind map

Leerdoelen van vandaag:
  • Ik kan verschillende soorten uitgaven beschrijven.
  • Ik kan een budgetplan opstellen.
  • Ik kan een reservering berekenen.
  • Ik kan gevolgen noemen die mijn bestedingen voor anderen  kunnen hebben.

Slide 14 - Slide

Waar staat het NIBUD voor?

Slide 15 - Slide

Schrijf in je schrift minstens 15 dingen waar jullie thuis de afgelopen maand geld aan uit gegeven hebben.

Slide 16 - Slide

Soorten uitgaven:
Dagelijkse uitgaven             Vaste lasten          Incidentele uitgaven

...                                                     ...                               ...
...                                                     ...                               ...
...                                                     ...                               ...

Slide 17 - Slide

Soorten uitgaven:
  • Dagelijkste uitgaven: alledaagse (weekelijkse uitgaven) uitgaven zoals boodschappen maar ook benzine voor in de auto.

  • Vaste lasten: uitgaven die je op vaststaande momenten moet betalen zoals huur maar ook de autoverzekering en wegenbelasting.

  • Incidentele uitgaven: grote uitgaven die je niet zo vaak doet zoals een vakantie of een nieuwe bank maar ook een andere auto of een grote reparatie aan de auto.

Slide 18 - Slide

Budgetplan
Budgetplan = begroting

  • Dit is een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven.


Slide 19 - Slide

Wat heb je liever?
€ 7,50 zakgeld per week of € 30 zakgeld per maand?


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide




Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Slide

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!

  1. Par 2.1 opdr. 2 t/m 9
  2. blz. 60 opdr. 1 + 2
Wat vond jij van de lesstof?
lastig    of      makkelijk

  1. Par 2.1 opdr. 2 t/m 9
  2. blz. 62 opdr. 1 t/m 3
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Wat is reserveren?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Reserveren
Joey gaat met drie vrienden twee weken kamperen. Ze huren een tent voor 5-8 personen. Over drie maanden moet Joey betalen.
Hoeveel moet hij vanaf nu per maand reserveren?

€ 150 
per week

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!

  1. Par 2.1 opdr. 2 t/m 13
  2. blz. 60 opdr. 1 t/m 5
Wat vond jij van de lesstof?
lastig    of      makkelijk
 
  1. Par 2.1 opdr. 2-4-5-6-8-10-12 

Slide 28 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Ik kan verschillende soorten uitgaven beschrijven.
  • Ik kan een budgetplan opstellen.
  • Ik kan een reservering berekenen.
  • Ik kan gevolgen noemen die mijn bestedingen voor anderen  kunnen hebben.

Slide 29 - Slide