grammaire I -herhaling ww deel 1 - er/etre/avoir/aller/faire

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

LE VERBE FRANCAIS

Les verbes réguliers

• werkwoorden op -er
• habiter = wonen
• chercher = zoeken
• parler = spreken
• regarder = kijken

Les verbes irréguliers

• être
  
• avoir
  
• faire
• aller

présent

tegenwoordige tijd

voorbeelden : Je cherche mon portable.

Elle habite en Hollande.

Jean a une copine.

passé composé

passé composé

voorbeelden : Nous avons parlé hollandais.

Elle est allée à Paris.

J'ai été en Italie.

Monsieur, ... formidable!

1. tu es
2. vous êtes
3. nous sommes
4. tu est

Het is

1. est
2. c'est
3. c'es
4. ce sont

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

avoir

être

ont

es

avons

ai

sommes

avez

suis

a

as

sont

êtes

est

Les verbes réguliers en -er

Regelmatige werkwoorden op -er. Er is een regel!

Stap 1: haal -er van het werkwoord af

Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > e/es/e/ons/ez/ent

Vertaal: (parler) Zij praten

1. Elle parle
2. Elles parlent
3. Nous parlons
4. Ils parlont

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken

1. Nous cherchons
2. On cherchons
3. Vous cherchez
4. On cherche

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Vertaal :
(avoir) zij hebben

Schrijf het rijtje op van gaan (aller)
in de tegenwoordige tijd.

Schrijf het rijtje op van maken/doen (faire)
in de tegenwoordige tijd.