2T Comparisons

English 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

English 

Slide 1 - Slide

Planning:


Doel:
Ik kan de comparisons 
correct toepassen. 

Slide 2 - Slide

Afspraken
Camera AAN
Microfoon UIT
Actieve houding AAN

Slide 3 - Slide

Afspraken
Active houding AAN
Let op!
Niet aangemeld bij TEAMS = Afwezig
Niet aangemeld bij LessonUp = Afwezig

Slide 4 - Slide

Comparisons 

Slide 5 - Slide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 6 - Slide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 7 - Slide

Let op!
Woorden die eindigen op een -e 
Nice - Nicer - Nicest

Woorden die eindigen op een klinker + medeklinker
Fat - Fatter - Fattest 

Woorden die eindigen op een -y 
Lazy - Lazier - Laziest 

Slide 8 - Slide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 9 - Slide

In je boek op p.89 kan je de uitleg nalezen. 

Slide 10 - Slide

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 11 - Quiz

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 12 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 13 - Quiz

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 14 - Quiz

It is _____ to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 15 - Quiz

Do you think my hair looks ______ (pretty) this way?
A
prettier
B
prettyer
C
more pretty
D
more prettyer

Slide 16 - Quiz

He's the ______ (good) football player on our team.
A
goodest
B
more good
C
best
D
most good

Slide 17 - Quiz

I'm bad in math, but even ... in English
A
badder
B
more bad
C
worse
D
worst

Slide 18 - Quiz

Geef van de volgende bijvoeglijke naamwoorden de vergrotende en overtreffende trap:
1. Long 2. Tall 3. Happy 4. Lazy

Slide 19 - Open question

Geef van de volgende bijvoeglijke naamwoorden de vergrotende en overtreffende trap:
1. important 2. beautiful 3. crazy 4. clever

Slide 20 - Open question

Doel van de les
Ik kan de comparisons
correct toepassen.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 21 - Quiz

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 22 - Open question

Extra oefenen met 
de trappen van vergelijking?


Huiswerk: 
Mk: Test Jezelf 2.4 + 2.5 
Lr: Grammatica en woorden unit 2

(zie magister) 


Slide 23 - Slide

Huiswerk: Magister 

Slide 24 - Slide