Schooltrip 8

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Reading

Check words

Check homework

Vlog

Check words

Please go to the LessonUp app on your tablet or laptop.

What is the Dutch translation of:
useful

What is the Dutch translation of:
journey

What is the Dutch translation of:
view

What is the Dutch translation of:
to confirm

And now the other way around

Geef de Engelse vertaling van:
vrij (niet free)

Geef de Engelse vertaling van:
verhuren

Geef de Engelse vertaling van:
eenpersoonskamer

Geef de Engelse vertaling van:
lift

Check homework

Show me that you have made exercise 17, 18, 19

Exercise 17

1 Ze checkt eerst in.

2 Omdat er airconditioning is.

3 Tiffany bergt haar tas op in een kluisje.

4 Ze haalt de koffie in het jeugdhotel.

5 Er hangt allemaal informatie over wat je in de buurt kunt doen.

6 Omdat ze kan koken wat ze zelf lekker vindt, en ze op deze manier geld kan uitsparen.

7 De barbecue is een prima manier om mensen te ontmoeten.

8 Nee, er is ook livemuziek.

 

Exercise 18

1 Hij heet Hans.

2 Hij gebruikt de uitdrukking ‘I’d like’.

3 De kamer kost 120 dollar per nacht.

4 Hij vraagt ook nog naar zijn mobiele telefoonnummer.

5 De reservering wordt per telefoon bevestigd.

Exercise 19

1 how can I help you

2 a double room with a bathroom en suite

3 with a seaside view

4 is in a wheelchair, is there an elevator

5 accessible for wheelchairs

6 I was wondering if the hotel is near the city centre

7 Can I have your address - I will send you a confirmation

Grammar 

Prepositions

Prepositions

Prepositions

Kunnen plaats, tijd of beweging aangeven.

Plaats

There are two chairs in the hotel room. One is opposite the mirror, the other is next to the TV.

in - in, on - op / aan, next to - naast, in front of - voor, 

behind - achter, between - tussen, under - onder, at - bij, 

over - boven, opposite - tegenover

Beweging

When I arrive in London at the station I get off the train and walk through the hall to the nearest bus stop. I often travel by bus. I could go on foot but this is faster.

at - op, on - op / in, off - uit, to - naar, through - door, from - van, 

by - met (gecombineerd met een vervoersmiddel: by boat, by plane, by bike)

Tijd

I left for Los Angeles at 2 o’clock in the morning on the twentieth of February 2004 on a Tuesday.

in - in

at - om

on - op

Which preposition?
... September

1. in
2. at
3. on

Which preposition?
... twelve o'clock

1. in
2. at
3. on

Which preposition?
... Easter Monday

1. in
2. at
3. on

Which preposition?
... winter

1. in
2. at
3. on

www.englisch-hilfen.de

Next lesson

Exercise 20 - 25

Study words A + B + C

Don't forget your vlog!