Vamos a hablar español les 4

¡Vamos a hablar español! - Les 4
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansTertiary Education

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

¡Vamos a hablar español! - Les 4

Slide 1 - Slide

Ijsbreker
Vamos a jugar un juego

Slide 2 - Slide

Qué vamos a hacer hoy?
- Objetivos de hoy
- Un repaso de las clases
- Practicamos los posesivos
- Practicamos con el verbo estar
- Vamos a escuchar 2 fragmentos
- Pronunciación
- Vamos a hablar español


Slide 3 - Slide

Objetivos de hoy
Na deze les voel ik mij zekerder over mijn uitspraak.

Na deze les weet ik hoe het werkwoord estar vervoegd wordt.

Na deze les kan ik wat over mezelf vertellen in het Spaans.

Slide 4 - Slide

Groepsopdracht
Kies per tweetal één van de volgende onderwerpen uit. Bereid een korte uitleg voor aan je klasgenoten . Vervolgens gaan jullie dat samen presenteren voor de klas, verzin hierbij één oefenvraag voor de overige klasgenoten. 

Onderwerpen:
-Los Artículos 
-Palabras de pregunta
-Días de la semana
-Saludos y despedidas


-Regelmatige werkwoorden
-Onregelmatige werkwoorden
- Familia y amigos

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk vnm?
Enkelvoud:
Mijn, jouw, zijn/ haar/ uw
Meervoud:
Ons/ onze, jullie, hun
Voorbeelden:

Dit is mijn huis
Dat is jouw boeken
Dat is zijn schoenen
Ik zie ons huis
Hun hond is heel lief

Slide 6 - Slide

Información sobre los posesivos
Er zijn twee punten belangrijk:
1. Het geslacht van het zelfstandig naamwoord
2. Het getal van het zelfstandig naamwoord
Coche = auto
Casa = huis

Slide 7 - Slide

Practicamos los posesivos
Mi - tu - su 
Mis - tus - sus
Nuestro - vuestro
Nuestra - vuestra
Nuestros - vuestros
Nuestras - vuestras

Ej(vb) - ¿Cuál es su serie favorita? Su serie favorita es ....

Slide 8 - Slide

El verbo 'estar'
Estar is een onregelmatig werkwoord.

Wat betekent dit werkwoord?
-Zijn/zich bevinden

Wanneer gebruik je het werkwoord Estar?
- Zich bevinden
- Gemoedstoestand
- Wanneer iets tijdelijk is





Slide 9 - Slide

Emociones
Contento 
Triste
Enfadado
Sorprendido
Enamorado
Interesado

Slide 10 - Slide

Invuloefening
Vul de ontbrekende woorden in met het werkwoord ESTAR

Estoy - estás - está - estamos - estáis - están

Slide 11 - Slide

Verbuga
Voordelen:
-Je hebt niemand nodig om je te ondervragen.
-Je kan geen schrijffouten maken bij het ingeven, gezien de werkwoorden al in de lijsten staan.
-Je kiest zelf hoe lang je oefent.  Je hoeft de werkwoorden niet allemaal te doen. 
-Wanneer je beslist te stoppen, kan je naar het overzicht gaan. Hierop zie je hoeveel werkwoorden je oefende, hoeveel procent je haalde en welke fouten je maakte.

Nadelen:
- Je hebt internet nodig


Slide 12 - Slide

Vamos a escuchar 
- We gaan luisteren naar 2 korte filmpjes

-Probeer goed op te letten wat er 
besproken word. Luister goed naar de 
uitspraak.

-Waar gaan de gesprekken over?




Slide 13 - Slide

Vamos a leer
La vida de José
Lee y después contesta a las preguntas:

José es un chico de España. Él es español. Él vive en Asturias, una zona que está al Norte. José vive muy cerca de la playa porque él vive en Gijón. Es una ciudad que tiene playa. José va todos los días a la playa. A José le gusta mucho hacer deporte. Él corre todos los días 10 kilómetros por la playa. José también hace surf. Él tiene una tabla de surf. A José le gusta mucho Gijón porque puede hacer muchas cosas. José tiene muchos amigos. Ellos van a la playa cuando salen de la escuela. La arena de la playa es muy fina. La mejor playa de Gijón es San Lorenzo. Es la playa de la fotografía. En esta playa hay gente todo el año. José y sus amigos van muchas veces a San Lorenzo. 

Slide 14 - Slide

¿José vive en .....?
A
Barcelona
B
A Coruña
C
Santander
D
Gijón

Slide 15 - Quiz

¿Gijón tiene playa?
Verdadero
Falso

Slide 16 - Poll

¿José tiene mucho amigos?
Verdadero
Falso

Slide 17 - Poll

Qué deporte hace José?
A
Fútbol
B
Balonmano
C
Surf
D
Baloncesto

Slide 18 - Quiz

Pronunciación
Hoe spreken we de volgende woorden uit?

  1. España
  2. Valencia
  3. Castillo 
  4. Jirafa
  5. Chorizo

Individuele opdracht:
Verzin 3 verschillende woorden die de letters
Ñ, V, LL, J of CH bevatten.
'Ñ' klinkt als 'nj'
'V' klinkt als 'b'
'LL' klinkt als 'j'
'J' klinkt als 'g'
'Ch' klinkt als 'tsj'

Slide 19 - Slide

¿Quién soy yo?
-Vamos a practicar en grupos de dos

-Na elk gesprek veranderen we van groepje

-Hierdoor leren we elkaar beter kennen en oefenen wij met spreken

Slide 20 - Slide

Las preguntas
Saludar (begroeten)

¿ Cómo te llama?
¿ Cuántos años tienes?
¿ Tienes una familia grande o pequeña?
¿ Tienes hermanos o hermanas?
¿ Dónde vives?
¿ Por Qué estudias español?
¿ Qué lenguas hablas?

Despedirse (afscheid nemen)

Slide 21 - Slide

Afsluiting
-Wat willen jullie de volgende les doen?

- Eindproduct

-Feedback ronde

Slide 22 - Slide