9.2 - LDR en NTC (les 2)

9.2 - LDR en NTC
Pak je laptop en log in op de lessonup.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

9.2 - LDR en NTC
Pak je laptop en log in op de lessonup.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt de drie delen beschrijven waaruit een eenvoudige automatische schakeling bestaat.

Je kunt uitleggen hoe de weerstand van een NTC en LDR verandert.

Je kunt de vervangingsweerstand van een serieschakeling uitrekenen.

Slide 2 - Slide

Wat is een LDR en NTC?

Slide 3 - Slide

Een lichtsensor: LDR
Een LDR is een weerstand die van waarde verandert als er licht op valt.
Weinig licht = grote weerstand
Veel licht = kleine weerstand

Slide 4 - Slide

Een temperatuursensor: NTC
Een NTC is een weerstand die van waarde verandert als de temperatuur verandert.
Lage temperatuur = grote weerstand
Hoge temperatuur = kleine weerstand

Slide 5 - Slide

Elektronische thermometer

Slide 6 - Slide

Wat is een NTC?
A
Een temperatuursensor die van weerstand verandert met de temperatuur
B
Een actuator die iets nuttigs doet bij temperatuurverandering
C
Een lichtsensor die van weerstand verandert met de hoeveelheid licht
D
Een schakelaar die in- en uitschakelt bij temperatuurverandering

Slide 7 - Quiz

Hoe verandert de weerstand van een NTC en LDR?
A
NTC: Verandert met de hoeveelheid licht; LDR: Verandert met de temperatuur
B
NTC: Verandert met de temperatuur; LDR: Verandert met de hoeveelheid licht
C
NTC: Verandert constant; LDR: Verandert constant
D
NTC: Verandert met de luchtvochtigheid; LDR: Verandert met de druk

Slide 8 - Quiz

De temperatuur wordt groter. Wat gebeurt er met de weerstand van een NTC
A
Wordt groter
B
Wordt kleiner

Slide 9 - Quiz

Vervangingsweerstand bij serieschakeling
Weerstanden in serie tel je bij elkaar op:
Rv = R1 + R2 + R3 + ...

Slide 10 - Slide

De stroom begrenzen (2)
Je kunt de totale weerstand berekenen door de afzonderlijke weerstanden bij elkaar op te tellen (afbeelding 7). In formulevorm ziet dat er zo uit:

totale weerstand = weerstand 1 + weerstand 2 + ...

Rv = R1 + R2 + ...
Als je één weerstand van 100 Ω en één van 200 Ω in serie zet, hebben ze samen een weerstand van 300 Ω. Je kunt R1 en R2 dus vervangen door één weerstand van 300 Ω. Voor de rest van de schakeling maakt dat niets uit. Je zegt daarom dat R1 en R2 een vervangingsweerstand Rv van 300 Ω hebben.

Slide 11 - Slide

Schuifweerstand
Bij een schuifweerstand kun je zelf de weerstand instellen

Slide 12 - Slide

Regelbare weerstanden
Ingrid heeft een doosje met een heleboel weerstandjes van 100 Ω, 200 Ω en 500 Ω.
Voor een proef heeft ze een weerstand van 900 Ω nodig.
Hoe kan ze zo’n weerstand maken met zo weinig mogelijk weerstandjes uit het doosje?
gegevens
R1 = 500 Ω
R2 = 200 Ω
R3 = 200 Ω

Symbool
Schuifweerstand

Slide 13 - Slide

Ga aan de slag met het maken van de test jezelf van H9.1 en H9.2
Klaar? Lees H9.3 

Slide 14 - Slide