T2B Vragend voornaamwoord

Welkom S2F
We starten over 1 minuut.
Pak je laptop, NN, schift, pen.



timer
2:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom S2F
We starten over 1 minuut.
Pak je laptop, NN, schift, pen.



timer
2:00

Slide 1 - Slide

Voordat we starten: hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Belangrijke afspraken
Je bent stil tijdens de uitleg/ instructie
Je luistert naar elkaar
Je overlegt zachtjes

Je krijgt twee waarschuwingen


Slide 3 - Slide

Toets woordsoorten - 28 november 
Toets grammatica cursus 5
Herhaling leerjaar 1: Werkwoorden, lidwoorden (bepaald en onbepaald), zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord (stoffelijk), voorzetsel.
Nieuwe stof:
-Voegwoorden (blz. 202)
-Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz. 206)
-Aanwijzend voornaamwoord (blz. 210)
-Vragend voornaamwoord (blz. 214)







Slide 4 - Slide

Doelen
- Herhalen voegwoord, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw.
- Ik kan het vragend voornaamwoord (vr.vnw)
in een zin aanwijzen.

Slide 5 - Slide

Wat is het voegwoord in de zin:
Toen Leo naar huis fietste, was het al donker
A
Toen
B
fietste
C
was
D
donker

Slide 6 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
Laatste les Nederlands, jullie hebben bijna herfstvakantie!
A
Nederlands
B
jullie
C
hebben
D
herfstvakantie

Slide 7 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
Ria heeft haar examen niet gehaald.
A
Ria
B
heeft
C
haar
D
heeft gehaald

Slide 8 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
'Gert-Jan, leg dat cadeautje onder de kerstboom!'
A
Gert-Jan
B
dat
C
cadeautje
D
onder

Slide 9 - Quiz

Vragend voornaamwoord
Je leert vragend voornaamwoorden te herkennen

Slide 10 - Slide

Vragend voornaamwoord
afk= vr.vnw

Vragend voornaamwoorden staan aan het begin van een vraag.
Of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Bijvoorbeeld: 
- Wie gaat mee zwemmen vandaag?
- Melvin vroeg wat het huiswerk was.

Slide 11 - Slide

De 4 vragend voornaamwoorden

- Wie
- Wat
- Welk(e)
- Wat voor (een)

Slide 12 - Slide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Het vragend voornaamwoord staat meestal vooraan in een zin, maar het kan ook in het midden staan.

>> Wie gaat er dit weekend mee naar de bioscoop?
>> Weet jij al op welke partij je gaat stemmen?

Slide 13 - Slide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Let op!
Wie en wat zijn géén vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord.
>> Heb je alles wat je nodig hebt ingepakt? 
('Wat' verwijst naar 'alles'.)
>> De jongen naar wie je vroeg, loopt daar.
('Wie' verwijst naar 'jongen'.)

Slide 14 - Slide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Dus leer uit je hoofd: 
>> Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

Slide 15 - Slide

Welk woord is een vragend voornaamwoord?
A
Wanneer
B
Welke
C
Hoe
D
Deze

Slide 16 - Quiz

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
A
Wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 17 - Quiz

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
A
vraagt
B
aan
C
wat
D
heeft

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
Cursus 5 grammatica
§9 vragend voornaamwoord
Blz. 214
Opdracht 1 t/m 5 maken

Slide 19 - Slide

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival

Slide 20 - Drag question

Sleep de woorden naar het vak, die volgens jou bij voegwoorden zijn. 
moeten
dus
want
kunnen
omdat
daarom

Slide 21 - Drag question

Sleep de woorden in het juiste  vak
Vragend voornaamwoorden
Geen vragend voornaamwoord
Wie
Wat
Waar
Hoe
Welke
Wat voor
Wanneer

Slide 22 - Drag question

Kan aanwijzend en vragend voornaamwoord in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll