This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Passé composé
Extra oefenen!
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog van de passé composé?
Slide 2 - Open question
De passé composé
In het Nederlands heet het de VTT.
Je maakt de passé composé door het rijtje avoir of être te gebruiken met daarachter een voltooid deelwoord.
Je maakt het voltooid deelwoord door -ER van het werkwoord te halen en een -É in de plaats te zetten.
Als je het rijtje van être hebt gebruikt, krijgt het voltooid deelwoord een uitgang (e, s of es).
Slide 3 - Slide
Wat moet je doen?
In de komende dia's ga je de passé composé nog een keer oefenen. Je schrijft steeds alle personen op een aparte regel (zie de volgende dia). Het hulpwerkwoord dat je nodig hebt is al gegeven.
Slide 4 - Slide
je
tu
il
elle
nous
vous
ils
elles
Slide 5 - Slide
parler (avoir)
Slide 6 - Open question
het
goede
antwoord
j'ai parlé
tu as parlé
il a parlé
elle a parlé
nous avons parlé
vous avez parlé
ils ont parlé
elles ont parlé
Slide 7 - Slide
habiter (avoir)
Slide 8 - Open question
het
goede
antwoord
j'ai habité
tu as habité
il a habité
elle a habité
nous avons habité
vous avez habité
ils ont habité
elles ont habité
Slide 9 - Slide
tomber (être)
Slide 10 - Open question
het
goede
antwoord
je suis tombé(e)
tu es tombé(e)
il est tombé
elle est tombée
nous sommes tombé(e)s
vous êtes tombé(e)(s)
ils sont tombés
elles sont tombées
Maar hoe dan?
Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt tombé steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.
?!
Slide 11 - Slide
rentrer (être)
Slide 12 - Open question
het
goede
antwoord
je suis rentré(e)
tu es rentré(e)
il est rentré
elle est rentrée
nous sommes rentré(e)s
vous êtes rentré(e)(s)
ils sont rentrés
elles sont rentrées
Wacht even
Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt rentrésteeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.
?!
Slide 13 - Slide
arriver (être)
Slide 14 - Open question
het
goede
antwoord
je suis arrivé(e)
tu es arrivé(e)
il est arrivé
elle est arrivée
nous sommes arrivé(e)s
vous êtes arrivé(e)(s)
ils sont arrivés
elles sont arrivées
Hoe zat het ook weer
Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt arrivésteeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.
?!
Slide 15 - Slide
donner (avoir)
Slide 16 - Open question
het
goede
antwoord
j'ai donné
tu as donné
il a donné
elle a donné
nous avons donné
vous avez donné
ils ont donné
elles ont donné
Huh
Nu is het hulpwerkwoord weer avoir. Daarom krijgt donnégeen uitgang, want dat is alleen als het hulpwerkwoord êtreis.