M3 Krachten HH 2

Check-in
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Check-in

Slide 1 - Slide

Hoe was de vakantie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Slide

Hoe voel je je nu? Associeer jezelf met een weertype
1 - Stormend
2 - Regenachtig
3 - Prettig Bewolkt
4 - Opklarend
5 - Zonnig

Slide 4 - Poll

Krachten

Slide 5 - Slide

Wat is een kracht?
(Je mag de definitie gebruiken)

Slide 6 - Open question

Als je sneller wil fietsen, moet je meer spierkracht leveren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Het zwaartepunt van een object is waar de zwaartekracht aangrijpt
A
Niet waar, grijpt aan op de grond
B
Niet waar, grijpt aan op het zitvlak van de stoel
C
Waar, grijpt aan in het zwaartepunt
D
Weet ik nog niet

Slide 8 - Quiz

De richting van de pijl
De lengte van de pijl
Het aangrijpingspunt van de pijl
Geeft aan hoeveel Newton er werkt.
Geeft aan van waaruit de kracht werkt.
Geef aan in welke richting de kracht werkt.

Slide 9 - Drag question

Je Massa op Aarde is anders dan je Massa op Mars
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Het zwaartepunt van een object zit altijd in het midden
A
Niet waar, is afhankelijk van de massa verdeling
B
Waar, is afhankelijk van de massa verdeling

Slide 12 - Quiz

Als een object stil staat werken er geen krachten op
A
Niet waar
B
Waar

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Waar grijpt de normaalkracht aan?
A
In het massamiddelpunt
B
Onderaan het voorwerp
C
Op de plek waar het voorwerp op een oppervlak rust
D
Waar de krachten elkaar raken

Slide 15 - Quiz

Gegeven: alle boeken hebben dezelfde massa.
De normaalkracht op het onderste boek is groter dan de normaalkracht op het bovenste boek.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

De zwaartekracht op een leeuw op aarde is gelijk aan de zwaartekracht van een leeuw op mars
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Een olifant en een bowlingbal springen beide van de duikplank. Welke van de twee heeft de grootste valversnelling
(gravitatie g)?
A
De olifant
B
De bowlingbal
C
Beide even grote versnelling (gravitatie)

Slide 18 - Quiz

Hoe groot is de valversnelling op aarde

gemeten in
s2m
A
981 meter per seconde kwadraat
B
9,81 meter per seconde kwadraat
C
0,981 meter per seconde kwadraat

Slide 19 - Quiz

Teken de kracht van de haak op de zak.

Slide 20 - Drag question

Teken de kracht van de man op de piano.
De pijl die je niet gebruikt zet je hier.

Slide 21 - Drag question

Tussenopdracht: Krachten uitbeelden 

Slide 22 - Slide

In tweetallen of drietallen: Beeld met een actieve demonstratie
de krachten uit die jij hebt gekozen en maak er een foto van.
Bedenk ook welke krachten er nog meer aanwezig zijn op jouw foto.
Je mag zo creatief zijn als je wil.
Geen foto's met gezichten erop! Je hebt 5 minuten
timer
5:00

Slide 23 - Open question

Hoe bereken je de
nettokracht op een object?
A
Krachten vermenigvuldigen
B
Krachten optellen (of van elkaar afhalen)
C
Krachten delen
D
Die weet je, kan je niet berekenen.

Slide 24 - Quiz

Om de nettokracht te vinden moet je de krachten in deze situatie van elkaar afhalen. Waarom?

Slide 25 - Open question

Wat is
de
nettokracht?
A
Fnetto = 25 N
B
Fnetto = 225 N
C
Fnetto = 125 N
D
Fnetto = 100 N

Slide 26 - Quiz

De richting van de nettokracht is naar
A
Fnetto = 32 + 17 = 49 N naar links
B
Fnetto = 32 + 17 = 49 N naar rechts
C
Fnetto = 32 - 17 = 15 N naar links
D
Fnetto = 32 - 17 = 15 N naar rechts

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Veel werktuigen zijn hefbomen.

Wat speelt bij een hefboom een belangrijke rol?
A
Afstand tot het draaipunt
B
Grootte van beide krachten
C
De grootte van het draaipunt
D
Zowel de grootte van de krachten als de afstand tot het draaipunt

Slide 29 - Quiz

Wat is GEEN hefboom?
A
Schaar
B
Hamer
C
Tuinslang
D
Breekijzer

Slide 30 - Quiz

Als we de steunpilaren weghalen, wat gebeurt er dan?
A
het kantelt links naar beneden.
B
het is in evenwicht.
C
het kantelt rechts naar beneden.

Slide 31 - Quiz

Waarom is het in evenwicht terwijl de zware steen 6 keer zwaarder is (5x6 = 30)
A
De zware massa ligt 6 keer dichter bij het draaipunt dan de lichte
B
De zware massa heeft een zwaartekracht die 6 keer minder groot is.
C
De zware massa ligt 6 keer verder van het draaipunt dan de lichte

Slide 32 - Quiz

De wipwap is niet perfect horizontaal. Daarvoor zou ...
A
het meisje verder naar het midden toe schuiven
B
de jongen verder naar het midden toe schuiven
C
het meisje verder naar achter schuiven
D
Dit moet ik nog oefenen

Slide 33 - Quiz

Werk arm
Last arm
Werk kracht
Last kracht
Draaipunt

Slide 34 - Drag question