Check-up regelmatige werkwoorden 1
A Ik snap het helemaal
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
A
helemaal
B
een beetje
C
niet
1 / 30
Items in this lesson
A Ik snap het helemaal
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
A
helemaal
B
een beetje
C
niet
Slide 1 - Quiz
Schrijf de stam van het werkwoord wohnen op?
Slide 2 - Open question
Schrijf de stam van machen op?
Slide 3 - Open question
wohnen
Ich ……………….in Nijmegen.
Ich ……………….in Nijmegen.
Slide 4 - Open question
kommen
Ich ………………aus der Türkei.
Ich ………………aus der Türkei.
Slide 5 - Open question
wohnen
Er …………………in Berlin.
Er …………………in Berlin.
Slide 6 - Open question
spielen
Das Mädchen ………………………….mit einer Puppe
Das Mädchen ………………………….mit einer Puppe
Slide 7 - Open question
lieben
Der Mann…………………….seine Frau.
Der Mann…………………….seine Frau.
Slide 8 - Open question
lieben
Das Kind ………………………..ihre Mutter
Das Kind ………………………..ihre Mutter
Slide 9 - Open question
lieben
Der Junge……………………………Fuβball.
Der Junge……………………………Fuβball.
Slide 10 - Open question
lieben
Die alte Dame…………………………Chocoladeeis.
Die alte Dame…………………………Chocoladeeis.
Slide 11 - Open question
wohnen
Das Kind …………………………….in Amsterdam
Das Kind …………………………….in Amsterdam
Slide 12 - Open question
wohnen
Meine Mutter ………………………in einem kleinen Haus
Meine Mutter ………………………in einem kleinen Haus
Slide 13 - Open question
wohnen
Kommt sie aus Hamburg?
Ja, sie ………………………in Berlin.
Kommt sie aus Hamburg?
Ja, sie ………………………in Berlin.
Slide 14 - Open question
wohnen
Wo……………………………..du?
Wo……………………………..du?
Slide 15 - Open question
A Ik snap het helemaal
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
A
helemaal
B
een beetje
C
niet
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
tanzen
Ich ……………………..mit meinem Bruder.
Ich ……………………..mit meinem Bruder.
Slide 18 - Open question
tanzen
Er…………………….mit seiner Schwester
Er…………………….mit seiner Schwester
Slide 19 - Open question
tanzen
Du ………………….. mit meiner Mutter
Du ………………….. mit meiner Mutter
Slide 20 - Open question
tanzen
………………………..du gerne?
………………………..du gerne?
Slide 21 - Open question
antworten
Er ………………………………nicht
Er ………………………………nicht
Slide 22 - Open question
antworten
Ich ……………………………..morgen
Ich ……………………………..morgen
Slide 23 - Open question
antworten
Du ……………………………….mich nicht
Du ……………………………….mich nicht
Slide 24 - Open question
antworten
Meine Bruder und ich …………………………schnell.
Meine Bruder und ich …………………………schnell.
Slide 25 - Open question
reden
Du ……………………………..zu schnell.
Du ……………………………..zu schnell.
Slide 26 - Open question
reden
Mein Mann ………………………sehr viel.
Mein Mann ………………………sehr viel.
Slide 27 - Open question
reden
Das kleine Kind ……………………..drei Wörter.
Das kleine Kind ……………………..drei Wörter.
Slide 28 - Open question
reden
Wir ………………………immer über Politik.
Wir ………………………immer über Politik.
Slide 29 - Open question
A Ik snap het helemaal
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
B Ik snap het een beetje
C ik snap het niet
A
helemaal
B
een beetje
C
niet
