reporteros 2 unidad 3

reporteros 2 unidad 3
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

reporteros 2 unidad 3

Slide 1 - Slide

TB pp. 40 & 41 En marcha

1. Schrijf in je schrift in het Spaans op wat je weet van Tenerife, beschrijf de foto.

2. Lees de apps
a. waar is Dácil geweest deze zomer?
b. wie heeft er niet gewindsurfd?
c. Wat heeft haar broer gedaan?

3. Kijk de video 
a Waar bevinden zich de Canarische eilanden?
b. Hoe is het klimaat en de temperatuur?
c. Wat moet je bezoeken in Tenerife?

Slide 2 - Slide

1. Vemos la foto de Playa Jardín en Puerto de la Cruz. En el primer plano, vemos palmeras y en el último
plano, edificios. En el segundo plano, la playa tieneuna particularidad: la arena es negra
2. a. Dácil ha ido a Fuerteventura.
b. El hermano de Dácil no ha hecho windsurf porque no le gusta nada el agua.
c. El hermano de Dácil ha leído mucho y lo ha pasado muy bien


a. Se sitúan frente a la costa noroeste de África y a
una distancia de 1400km del continente europeo.
b. El clima es subtropical. Las temperaturas oscilan entre 18 y 24 ºC.
c. Recomiendan visitar en Tenerife: el auditorio, los jardines de Santa Cruz, las montañas del norte, las playas y el Parque Nacional del Teide.

Slide 3 - Slide

TB 1, p. 42
Lees de blog.
a. Wat heeft Nani gedaan?
b. Waarom zegt ze dat ze de hemel heeft aangeraakt?
c. Denk je dat het makkelijk of moeilijk voor haar was?

TB 2, p. 42
Zet de dikgedrukte werkwoorden in dit schema.
TB 3, p. 42
Vul aan met deze werkwoorden.

TB 4, p. 42
Wat heb jij gedaan?
a. Dit weekend
b. deze ochtend
c. deze dagen
d. deze vakantie

Slide 4 - Slide

TB 1, p. 42
a. Nani ha pisado el cráter del Teide.
b. Ha tocado el cielo porque el Teide es muy alto / mide 3 718 metros de altura.
c. Ha sido fácil porque ha realizado la subida sin
problemas.
TB 2, p. 42



Slide 5 - Slide

TB 3, p. 42


TB 4, p. 42

a. Este fin de semana he ido al cine.
b. Esta mañana he estudiado mucho
porque tengo un examen.
c. Estos días he hecho deporte en el parque con mis amigos.
d. Estas vacaciones he ido a La Gomera.




Slide 6 - Slide

TB 5, 43
a. waar is Antonio geweest? Wat heeft hij bezocht?
b. Welke transportmiddelen heeft hij gebruikt?


TB 6, p. 43

Beeld je in dat je Antonio bent, en schrijf een postkaart aan je "abuelo/a" waarin je vertelt wat je allemaal hebt gedaan.

Het eerste stukje staat er al, vul aan met twee dingen die hij heeft bezocht. En je brief sluit af.

Slide 7 - Slide

TB 5, p. 43

a. Ha ido a la Gomera. Ha visitado el museo arquelógico y la reserva de la biosfera.
b. Ha ido en avión, en teleférico, en barco y en coche.
TB 6, p. 43

Querida abuela:
Hoy he ido a la Gomera. Ha sido muy divertido porque he visitado el museo arqueológico y la reserva de la biosfera. 
Un abrazo, Antonio.

Slide 8 - Slide

Gebruik TB p. 48 voor uitleg Perfecto.

WB 1, p. 46
WB 2, p. 46
WB 3, p. 47
WB 4, p. 47
WB 5, p. 48
WB 6, p. 48


WB 7, p. 48
WB 8, p. 49
WB 9, p. 49
WB 11, p. 50
WB 12, p. 50
WB 13, p. 50
WB 15, p. 51

timer
10:00

Slide 9 - Slide

Wat kan ik na unidad 3 lección 1?
> Ik kan vertellen wat ik dit weekend, deze ochtend, deze vakantie etc. heb gedaan.
- ik kan het hulpwerkwoord haber vervoegen
- ik weet hoe je een voltooid deelwoord maakt
- ik weet welke voltooid deelwoorden onregelmatig zijn.
- ik ken een aantal vervoersmiddelen

Slide 10 - Slide

Maak deze check in je schrift:
- Schrijf de zes vormen van "haber" op.
- Maak nu het voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden "celebrar", "comer" "dormir"
- Geef het voltooid deelwoord van "ver, ser, poner, hacer, decir, escribir"

Slide 11 - Slide

En op de toets?
1. ¿Juan y tú __________  bien?  slapen (=dormir)
2. ¿De verdad __________ (tú) un poema? schrijven (=escribir)
3. Esta semana _________ (nosotros) fietsen (=montar en bici)
4. Todavía no ________ (yo) Vaiana 2. zien (ver)
5. Mis hijos  ______ mucho. eten (= comer)
6. Mi profe __________ durante las vacaciones. tennissen (=jugar al tenis)

Slide 12 - Slide

En op de toets?
> Beschrijf wat je dit weekend hebt gedaan in 15 woorden:
Este fin de semana he ido a una fiesta con mis vecinos, he celebrado San Nicolás con mi familia.  

> Plaatjes van vervoersmiddelen + wanneer gebruikt? (No) he ido en barco esta semana. 

Slide 13 - Slide

Lección 2, p. 44
- vertellen of je activiteiten leuk, saai of eng vindt.
- praten over het weer.
- hoe kun je naar iets verwijzen met een kort woordje.
Ik heb de kadootjes gekocht >
Ik heb ze gekocht.

TB 1, p. 44
a: Bekijk de kaart bovenaan pagina 41. Op welke eilanden kun je deze activiteiten doen?
b. Welke activiteiten lijken je leuk, en welke saai:
Me parece divertido ..... = Ik vind leuk
Me parece aburrido ..... = ik vind saai

Slide 14 - Slide

Respuestas
a. Puedo hacer estas actividades en Tenerife, La Gomera, El Hierro y Gran Canaria.
b: Me parece divertido ir de compras en Gran Canaria o hacer senderismo en el Hierro.
Me parece aburrido: navegar en kayak en Tenerife o ver ballenas de cerca.

Slide 15 - Slide

TB 2, p. 44
Vul de zinnen aan met een activiteit

lo paso bien si/ me divierto si .... *
me aburro si ....*
me da(n) miedo ... (zie uitleg hiernaast!)

* hier het werkwoord vervoegen in de tegenwoordige tijd!




I

Uitleg:
Me da miedo la oscuridad = ik ben bang voor het donker.
Me da miedo ir en avión =
Ik ben bang om te vliegen.

Me dan miedo los insectos. = 
Ik ben bang voor insecten.

Wat valt je op? Me da(n) werkt hetzelfde als .......?

Slide 16 - Slide

Samen in het werkboek:

WB 2, p. 52 
WB 3, p. 52 



Zelfstandig: 

WB 1, p. 52
WB 11, p. 55
Hacer puenting = bungeejumpen
vértigo = hoogtevrees
bucear = duiken

woorden lección 1 unidad 3 > studygo

fragment

Slide 17 - Slide

praten over ervaringen:
gewoon vervoegen:

pasarlo bien: lo paso bien/ lo pasa bien (het leuk hebben)

aburrirse = me aburro/ se aburre
(zich vervelen) 

divertirse: me divierto/ se divierte
(zich vermaken)

vervoegen als gustar:
dar miedo (bang maken)
dar pereza (geen zin hebben in)
dar vergüenza (zich schamen)
dar asco (walgen)
apetecer/ encantar

me/te/le/nos/os/les + da(n) ....
me/te/le/mos/os/les + apetece(n)
me/te/le/nos/os/les + encanta(n)




Check Blok B TB p. 49

Slide 18 - Slide

Reageer met de zinnen uit de vorige slide, zes verschillende zinnen!

Slide 19 - Slide


Oefenen met reageren (dar miedo etc.)

WB 10, p. 55
WB 12, p. 55
WB 13, p. 55
WB 17, p. 57
Let op: dit moet in de verleden tijd!
Dus:
lo ha pasado bien

Slide 20 - Slide

TB 3, p. 44
Verwijzen:
>Ken je het eiland?
< Ja, ik ken het.












se ha divertido




mnl. ev
lo
vrl. ev
la
mnl. mv
los
vrl. mv
las
WB 4, p. 53
WB 9, p. 54
WB 14, p. 56
WB 15, p. 56
fragment 2
fragment 1
fragment 3
fragment 4
WB 10, p. 55
WB 12, p. 55
WB 13, p. 55
WB 17, p. 57

Slide 21 - Slide

TB 4, p. 45
Beschrijf het weer per dag.
Voorbeeld: 
El lunes hace viento y la temperatura es de 23 grados.
TB 5, p. 45
quedar con amigos para ir a dar una vuelta = lunes, martes, jueves, viernes y sábado
 

TB 6, p. 45:
Verzin of check wat het weer komende vier dagen gaat doen in jullie stad van de vlog en presenteer het. 
Preparación a la evaluación 1 t/m 3 p. 65

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

TB 1, p. 46
Maak per plaatje één zin:
Nunca he hecho paracaidismo.
Nunca he escalado.
He hecho rafting varias veces (pero sólo en un parque de atracciones ;))
Nunca he buceado.

Maak nu één zin met iets wat je zou willen proberen:
A mí me gustaría bucear.
TB 2, p. 46
> Om niet teveel te hoeven schrijven, gebruiken wij gebruiken de tabel van WB 5, p. 60. Jullie gaan elkaar interviewen om erachter te komen wie het avontuurlijkst is!
> ¿Alguna vez has .....?
< No, nunca./ Sí, una vez./ Sí, varias veces.



Slide 24 - Slide

"El juego de la verdad" TB p. 46.

Schrijf drie zinnen over (spannende) dingen die je in je leven hebt gedaan, twee die waar zijn, één die niet waar is. 

Wat is de leugen?
He cantado en público.
He pescado.
He montado en una montaña rusa.
WB 6, p. 61
WB 7, p. 61
WB 8, p. 61
WB 9, p. 62

Slide 25 - Slide

TB 3, p. 47
Dit verhaal gaat over een zwitserse zakenman (Teodoro) die zomaar verzeild raakt in het Carnaval van Tenerife.
Lees de tekst en beantwoord:
a. Wat ben je te weten gekomen over het Carnaval?
b. Waarom begint T. te dansen?
c. Is Candelaria een gebruikelijke naam op Tenerife? Waar lijkt het op? 
TB 4, p. 47
Zou jij het Carnavalvan Tenerife willen bezoeken? Zo ja, waarom? 
WB 10, p. 62
WB 11, p. 62
WB 12, p. 63
WB 13, p. 63

Slide 26 - Slide

La Ventana TB pp. 52 & 53
"Los Guanches"
1. Wat is het "Guanche" en wat is ervan behouden? 
"El silbido Gomero, el lenguaje de los silbidos"
2. Lee de tekst & bekijk de video. Welke unieke taal bestaat er op la Gomera? Leren ze deze taal ook op school?
"La isla de los volcanes"
4. Wat is er zo speciaal aan het nationaal Park Timanfaya op Lanzarote?
Maak de "cuestionario cultural" (= de blauwe balk)


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat weet je nu over de Canarische eilanden?
1. Je weet de namen van de zeven Canarische eilanden en waar ze zich ongeveer bevinden.
2. Je weet wat het klimaat is.
3. Je weet waarom het strand van Puerto de la Cruz (Tenerife) zwart is.
4. Je weet iets over "el Teide" te vertellen.
5. Je weet iets over "el Carnaval de Tenerife" te vertellen.

Slide 29 - Slide