This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Welke beitel heeft de volgende toepassingen: - voordraaien in langsrichting - voordraaien in dwarsrichting - schuine kanten draaien onder een hoek van 45°
A
Langsruwbeitel
B
Hoekbeitel
C
Gebogen ruwbeitel
D
Zijbeitel
Slide 15 - Quiz
Waarom moet een beitel een vrijloophoek hebben?
A
Verbetering van de spaanvorming
B
Verbetering van de spaanafloop.
C
vermindering van de wrijving tussen beitel en spaan.
D
vermindering van de wrijving tussen beitel en werkstuk.
Slide 16 - Quiz
Waarom wordt bij draaien gebruik gemaakt van een steuncenter?
A
om conisch draaien mogelijk te maken.
B
om een centergat te vervaardigen
C
om excentrisch draaien mogelijk te maken.
D
Voor voldoende stabiliteit bij het draaien van lange assen.
Slide 17 - Quiz
Waarvan hangt het af hoe groot je de spaanhoek kiest?
A
het soort beitelmateriaal.
B
de weerstand van het werkstukmateriaal.
C
de weerstand van het werkstukmateriaal en het soort beitelmateriaal.
D
de elasticiteit van het werkstukmateriaal.
Slide 18 - Quiz
Welk uitgangsmateriaal kun je in een zelfcentrerende drieklauw spannen
A
rond; 3-kantig
B
rond; gegoten rond; achtkantig
C
rond; 3-kantig; ovaal
D
rond; 4-kantig; gegoten rond
Slide 19 - Quiz
Een as van rond 45 wordt afgedraaid naar rond 40. wat is de snedediepte