§2.3 - Formuletaal

§2.3 Formuletaal
Je leert:
- de formule van een stof afleiden uit een modelvoorstelling
- de formules en namen van een aantal belangrijke stoffen
- de systematische naam bij een formule geven
- de formule bij een systematische naam geven
- de molecuulmassa van een molecuul berekenen
- het massapercentage van een atoomsoort in een molecuul berekenen
Let dus op: Bij deze paragraaf moet je veel nieuwe dingen leren!! 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§2.3 Formuletaal
Je leert:
- de formule van een stof afleiden uit een modelvoorstelling
- de formules en namen van een aantal belangrijke stoffen
- de systematische naam bij een formule geven
- de formule bij een systematische naam geven
- de molecuulmassa van een molecuul berekenen
- het massapercentage van een atoomsoort in een molecuul berekenen
Let dus op: Bij deze paragraaf moet je veel nieuwe dingen leren!! 

Slide 1 - Slide

Van model naar formuletaal
Een model is een "tekening" van een molecuul.
Maar we willen niet altijd een molecuultekening maken maar sneller een formule opschrijven van die stof.
Om dat te doen kijken we welke atomen in het molecuul zitten en hoeveel van ieder atoom aanwezig is.

Slide 2 - Slide

Van model naar formuletaal
In dit model zie je 1 "rood" atoom en 2 "witte" atomen.
(Afspraak: "rood" is zuurstof (O) en "wit" is waterstof (H))
Dus in zit molecuul hebben we:
2x H (waterstof) en 1x O (zuurstof)
We schrijven dat als volgt in een formule:
 H2O
Het aantal van een atoom staat dus RECHTSONDER het atoom.

Slide 3 - Slide

Van model naar formuletaal
Nu we de formule H2O kennen voor één molecuul
moeten we ook nog begrijpen hoe we dan bijvoorbeeld
5 moleculen H2O moeten opschrijven.

Dat doen we als volgt:
5 H2O (en dus niet H10O5)

Slide 4 - Slide

Formules van belangrijke stoffen die je uit je hoofd moet kennen

Slide 5 - Slide

Speciale moleculen die bestaan uit 2 atomen
Er zijn 7 moleculen die uit twee dezelfde atomen bestaan.
Je kan deze moleculen onthouden met dit ezelsbruggetje:
Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda






Slide 6 - Slide

Namen van moleculen
Er zijn speciale regels gemaakt om de naam van een molecuul te kunnen maken als deze uit 2 verschillende atomen bestaat

Er moeten de volgende dingen in de naam staan:
- welke atomen zitten in het molecuul
- hoeveel van elk atoom zit in het molecuul

Slide 7 - Slide

Namen van moleculen
Welk atoom: om dit te kunnen moet je dus de namen van de atomen uit je hoofd kennen (tabel 2.13 van pag 47 uit §2.2)

Bijvoorbeeld:
C             betekent              koolstof
N             betekent              stikstof
S              betekent             zwavel

Slide 8 - Slide

Namen van moleculen
Welk atoom: sommige atomen hebben een iets andere naam als ze als 2e atoom in de formule staan (zie ook tabel 2.24 op pag 54 van §2.3);
O         wordt dan                 oxide
S         wordt dan                 sulfide
F         wordt dan                 fluoride
Cl        wordt dan                 chloride
Br        wordt dan                 bromide
I            wordt dan                 jodide

Slide 9 - Slide

Namen van moleculen
Hoeveel atomen: we moeten in de naam ook aangeven hoeveel atomen erin zitten. Dat doen we met telwoorden (tabel 2.23 van pag 54) 
Bijvoorbeeld: SO2                         heeft als naam:

                      zwaveldioxide
Het aantal van de atomen staat dus ACHTER en het atoom

Slide 10 - Slide

Namen van moleculen
Nog een voorbeeld:


Bijvoorbeeld: CO2                            heeft als naam:

                      koolstofdioxide

Slide 11 - Slide

Namen van moleculen
LET OP als er van een atoom maar 1 in een molecuul zit.
- We schrijven dan geen 1 in de formule 
- Maar we schrijven wel MONO in de naam
- Maar MONO schrijven we alleen bij het 2e atoom
Bijvoorbeeld: CO heeft als naam:

                      koolstofmonooxide

Slide 12 - Slide

Namen van moleculen
Laatste voorbeeld: Br2S


                            dibroommonosulfide


Slide 13 - Slide

Wat is de naam van deze stof?

A
stikstofoxide
B
distikstoftetraoxide
C
zuurstofstikstof
D
distikstoftetrazuurstof

Slide 14 - Quiz

Wat is de naam van deze stof?
A
monostikstofoxide
B
monostikstofdioxide
C
stikstofdioxide
D
stikstofdizuurstof

Slide 15 - Quiz

Welke moleculen zijn juist?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Massa van een molecuul berekenen
Als je de massa van een atoom kent, dan kan je ook altijd de massa van een molecuul uitrekenen.
De massa van een atoom staat in een tabel en hoef je NIET uit je hoofd te kennen.
De massa van een atoom staat altijd in het hokje 
LINKSBOVEN.
Het atoom zuurstof (O) heeft dus massa 16,00 u

Slide 17 - Slide

Massa van een molecuul berekenen
Je kan nu de massa van het molecuul H2O berekenen.
In dat molecuul zitten:
2x een H-atoom,      dus 2 x 1,008 =  2,016
1x een O-atoom,       dus 1 x 16,00 = 16,00

Dit samen opgeteld:   2,016 + 16,00 = 18,016 u
Dus de massa van het molecuul H2O is 18,016 u

Slide 18 - Slide

Massa van C6H12O6 (glucose)
Dit molecuul bestaat uit:
6x een C-atoom,          dus  6 x 12,01  = 72,06 u
12x een H-atoom,        dus 12 x 1,008 = 12,096 u
6x een O-atoom,          dus. 6 x 16,00  = 96,00 u

samen opgeteld: 72,06 + 12,096 + 96,00 = 180,16 u
Dus de massa van een molecuul glucose is 180,16 u 

Slide 19 - Slide

Massapercentage van een atoomsoort in een molecuul:
Als je de massa van het hele molecuul kunt berekenen (vorige slide) dan kan je ook berekenen wat het percentage is van één specifieke atoomsoort in dat molecuul:

Slide 20 - Slide

Massapercentage van een atoomsoort in een molecuul:
Voorbeeld: C6H12O6 (glucose)
Wat is het massa% van koolstof (C) in glucose?
6x een C-atoom, dus 6 x 12,01 = 72,06 u
massa van een molecuul glucose is 180,16 u (zie 2 slides terug)
                               72,06
massa% C = ------------ * 100% = 40,0 %      
                              180,16

Slide 21 - Slide

Wat nu te doen..
lezen §2.3
Maken opgaven online methode


Slide 22 - Slide