Voorbeeld 2
Leila gaat het ijs op een dichtgevroren
sloot testen. Ze weegt 60 kg. Eerst gaat
Leila op haar schoenen op het ijs staan.
a) Bereken de druk onder haar voeten.
(Elke schoenzool heeft een oppervlakte van 175cm2)
Het ijs blijft heel en ze besluit te gaan schaatsen.
b) Leg uit of de druk onder haar voeten groter of kleiner is als ze schaatsen aan heeft in plaats van schoenen.