Oefenles toets politiek

Oefenen voor de toets
1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen voor de toets

Slide 1 - Slide


Wat is politiek?
A
het maken van keuzes om problemen in een land op te lossen.
B
Alle politici en ambtenaren bij elkaar
C
Democratie
D
Het recht om te mogen stemmen

Slide 2 - Quiz

Problemen!?
In Nederland moeten allemaal problemen worden opgelost.

Politiek = het maken van keuzes om problemen in een land op te lossen.


Slide 3 - Slide

Inspraak
Betekent dat je mee mag praten over politieke keuzes

Vraag:
- Mag je thuis meepraten over belangrijke beslissingen?

Slide 4 - Slide

Wat betekent het woord DEMOCRATIE?

Slide 5 - Open question

Democratie
Een land waar iedereen inspraak heeft, noem je een democratie

Slide 6 - Slide

In een democratie.....
heb je inspraak.......mag je dus meebeslissen....
 en kiezen>>>>>>VERKIEZINGEN

Slide 7 - Slide

Verkiezingen:
 Het moment waarop je op iemand stemt om namens jou politieke keuzes te maken.

Slide 8 - Slide

Waar stem je op?
A
een politieke partij
B
een persoon van een politieke partij
C
een minister-president
D
een koning/koningin

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Wat is een politieke partij?
A
Een groep mensen die overal op tegen is.
B
Een groep mensen die de baas willen zijn over ons land
C
Een groep mensen die plannen maakt voor het oplossen van een probleem in een land
D
Een groep mensen die graag belangrijk willen zijn.

Slide 11 - Quiz

Politieke partij
Een groep mensen die plannen maakt voor het oplossen van een probleem in een land

Veel verschillende politieke partijen.

Slide 12 - Slide

Wat is een verkiezingscampagne?
A
standpunten van politieke partijen
B
Cadeau voor de politieke partijen
C
verkiezingsprogramma
D
De periode voor de verkiezingen waarin politieke partijen hun plannen uitleggen.

Slide 13 - Quiz

Verkiezingscampagne
De periode voor de verkiezingen waarin politieke partijen hun plannen uitleggen.

Slide 14 - Slide

Tweede Kamer en regering

Slide 15 - Slide

Hoeveel leden heeft de tweede kamer?
A
75
B
150
C
200

Slide 16 - Quiz

De Tweede Kamer

Beslist namens alle Nederlanders welke plannen worden uitgevoerd.

De 150 mensen hebben wij gekozen tijdens de verkiezingen

Slide 17 - Slide

Regering
Regering = Koning en ministers





Een groep mensen die het land bestuurt

Slide 18 - Slide

Ministers / ministeries
Elke minister houdt zich bezig met een eigen onderwerp.
Voorbeelden:
  • Ministerie van Buitenlandse Zaken. 
  • Ministerie van Defensie. 
  • Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. 
  • Ministerie van Financiën


Slide 19 - Slide


A
Eerste kamer
B
Tweede kamer
C
Regering

Slide 20 - Quiz

De regering is:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Koning + Ministers

Slide 21 - Quiz


A
de koning
B
de ministers
C
de regering
D
de Tweede Kamer

Slide 22 - Quiz

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Er is een probleem
Er wordt een nieuw plan/idee bedacht om het probleem op te lossen door de minister
De 2e kamer bespreek het plan van de minister
De 2e kamer stemt over het plan van de minister
De ministers en ambtenaren voeren het plan uit.

Slide 23 - Drag question

Iets organiseren om een doel te bereiken, is...
A
Stemmen
B
Actie voeren
C
Snappen
D
Regeren

Slide 24 - Quiz

Invloed op politieke keuzes
door actievoeren!

Actievoeren = iets doen om te proberen een doel te bereiken
(bijvoorbeeld: om een straat veiliger te maken)


Slide 25 - Slide

Verder oefenen: 
Maak opdracht 1 achter in je boekje: vul de juiste woorden in

Slide 26 - Slide