Herhaling: Present Simple + Possessive pronouns

The Present Simple
Present Simple
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

The Present Simple
Present Simple

Slide 1 - Slide

Present Simple Affirmative
Onderwerp I/you/we/they --> gebruik het hele werkwoord

Onderwerp he/she/it --> hele werkwoord + (e)s SHIT regel
- es bij: -o, sis-klanken
-ies bij: medeklinker+y
-s bij: alle anderen

Slide 2 - Slide

Present Simple Negative
Onderwerp I/you/we/they --> do not + hele werkwoord
We don't like snow.
Onderwerp he/she/it --> does not + hele werkwoord
She doesn't like ice.

Slide 3 - Slide

Present Simple Interrogative
onderwerp I/you/we/they --> Do + onderwerp + hele werkwoord
Do they swim?
onderwerp he/she/it --> Does + onderwerp + hele werkwoord
Does he swim?

Slide 4 - Slide

Wat is het juiste antwoord?
____ your parents________(play) golf?
A
Do/plays
B
Does/play
C
Do/play
D
Does/plays

Slide 5 - Quiz

Staat deze zin in de PC of de PS?He_____ (cycle) to school every morning.
A
cycle
B
cycling
C
cycles
D
is cycle

Slide 6 - Quiz

Staat deze zin in de PC of de PS?
He ______chocolate

A
isn't like
B
doesn't like
C
don't like
D
doesn't likes

Slide 7 - Quiz

Hoe maak je een Present Simple?
A
vorm van to be
B
werkwoord + ING
C
vorm van to be+ werkwoord + ING
D
Met het ww en she/he/it ww+(e)s(shit-regel

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je een Present Simple?
A
als de nederlandse zin in de tegenwoordige tijd staat
B
Bij feiten, gewoonten en iets wat regelmatig gebeurt
C
Als het nu gebeurt
D
Weet ik niet

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Link

Possessive pronouns
Je kunt op twee manieren zeggen dat iets van iemand is:
Dit is mijn fiets, dat is jouw fiets.
Deze fiets is van mij / de mijne. Die fiets is van jou / de jouwe.

In het Engels ziet dit er zo uit:
This is my bike, that is your bike.
This bike is mine. That bike is yours.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Vertaling rijtje 2:
de mijne / van mij                    
de jouwe / van jou
de zijne / van hem
de hare / van haar
(dieren / dingen)
de onze / van ons
die van jullie
die van hen
1
2

Slide 13 - Slide

Het verschil tussen rijtje 1 en 2?
De woorden van rijtje 1 worden gevolgd door 
een zelfstandig naamwoord:
my bike, your house, their friends.
Bij rijtje 2 is dit niet het geval, 
deze staan vaak achteraan in de zin.

Slide 14 - Slide

Extra oefenen met 
de Possessive pronouns?



Slide 15 - Slide