2vwo 2022 Week 4 Les 2

1 / 48
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Week 4
Les 2 
Mittwoch, den 26. Januar 2022

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Grammatik 
Wiederholung

Slide 4 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Slide 5 - Slide

Zoals jij heb gemerkt, hebben wij voor elke persoon het bezittelijk voornaamwoord.

ik - mijn- mein     jij- jouw- dein   zij- haar- ihr   

hij - zijn - sein   het- zijn- sein   wij - ons\onze - unser

jullie -jullie-euer        zij- hun - ihr         u - uw - Ihr


Slide 6 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

Jij schrijf niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Slide 7 - Slide

Das ist Ihr Fahrrad.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
das
B
ist
C
Ihr
D
Fahrrad

Slide 8 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 9 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 10 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 11 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 12 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 13 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 14 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre|
B
Tante
C
23 Jahre
D
alt

Slide 15 - Quiz

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 16 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 17 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 18 - Quiz

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 19 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 20 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unse4r

Slide 21 - Quiz

Das ist ........................ (mijn)Geburtstagsgeschenk
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 22 - Quiz

Wortschatz
vertaal de woorden - gebruik geen hulpmiddelen

Slide 23 - Slide

das Getreide
herstellen
die Zutat
brauchen
die Geschwindigkeit
die Ausbildung
der Imbiss
auswählen
satt sein
trotzdem
het graan
produceren
het ingrediënt
nodig hebben
de snelheid
de opleiding
de snackbar
kiezen
vol zitten
desondanks

Slide 24 - Drag question

Vertaal:
die Zutat

Slide 25 - Open question

Vertaal:
auswählen

Slide 26 - Open question

Vertaal:
herstellen

Slide 27 - Open question

Vertaal:
trotzdem

Slide 28 - Open question

Vertaal:
die Ausbildung

Slide 29 - Open question

het bord
de lepel
de vork
het bestek
het mes
het glas
de fles
het kopje
der Teller - die Teller
der Löffel - die Löffel
die Gabel - die Gabeln
das Besteck
das Messer - die Messer
das Glas - die Gläser
die Flasche - die Flaschen
die Tasse - die Tassen

Slide 30 - Drag question

Vertaal:
het kopje

Slide 31 - Open question

Vertaal:
de flessen

Slide 32 - Open question

Vertaal:
de borden

Slide 33 - Open question

Vertaal:
de vorken

Slide 34 - Open question

Vertaal:
het glas

Slide 35 - Open question

Vertaal:
de lepel

Slide 36 - Open question

Vertaal:
het mes

Slide 37 - Open question

Vertaal:
het bestek

Slide 38 - Open question

Hörverstehen
Bekijk het interactieve filmpje en beantwoord de vragen!

Slide 39 - Slide

7

Slide 40 - Video

00:22
Hoe laat wordt het meisje geroepen voor het avondeten?
Antwoord in het Duits en schrijf getal volledig uit!

Slide 41 - Open question

00:28
Wat staat er op tafel bij het avondeten?

Slide 42 - Open question

00:47
Waarom wordt het avondeten in Duitsland "Abendbrot" genoemd?

Slide 43 - Open question

01:09
Wanneer wordt het "Abendbrot" genuttigd (kloktijden)?
Antwoord in het Duits en schrijf getallen volledig uit!

Slide 44 - Open question

02:00
Wat eten de mensen in Noord-Duitsland graag erbij?

Slide 45 - Open question

02:05
En wat eten de mensen uit Zuid-Duitsland graag erbij?

Slide 46 - Open question

03:01
Wat gebruiken Duitsers bij het avondeten in plaats van borden?

Slide 47 - Open question

Ende 

Slide 48 - Slide