Staatsinrichting Deel 1

Workshop Staatsinrichting
1815 - 1900
1 / 45
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Workshop Staatsinrichting
1815 - 1900

Slide 1 - Slide

Doel:
Overzicht krijgen van NL in de 19e eeuw
Vragen stellen! onderdelen niet helemaal duidelijk: vraag het!

Slide 2 - Slide

Overzicht van vandaag: 

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830: Belgische Opstand
1848: Revolutiejaar en nieuwe grondwet
Politieke stromingen
1870: Sociale Kwestie

Slide 3 - Slide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Congres van Wenen: Grootmachten besluiten over machtsbalans Europa, herstel (absolute) vorsten, anti-revolutionair

  • Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I


Slide 4 - Slide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


Belgische Revolutie
1830



Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel, 
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.

Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit

Slide 7 - Slide

Video
High Speed History:
Wanneer werd België onafhankelijk?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Conservatief: geen ruimte voor veranderingen

  • Regeert, min of meer, als absoluut vorst

  • Wilde niets weten van democratie

  • Moeizame relatie met zijn vader

Slide 10 - Slide

Revolutiejaar 
1848







  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 11 - Slide


Nieuwe Grondwet
1848

Slide 12 - Slide

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook voor de daden van de koning)

Slide 13 - Slide

Gevolgen 
  • Parlementaire democratie (=parlement heeft het laatste woord)

  • Constitutionele monarchie (=koning moet zich aan de grondwet houden)

  • Verandering van het parlementaire stelsel ("Hoe wordt het parlement gekozen?", "Wie heeft welke macht?")

Slide 14 - Slide

Trias Politica
(Driemachtenleer)











Slide 15 - Slide


Hoe zag het bestuur 
van Nederland er 
vanaf 1848* uit?










*de meeste onderdelen zijn vandaag nog steeds geldig


Slide 16 - Slide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 17 - Slide

Oefenen
Maak de vragen van Deel 1
5 minuten
Daarna bespreken we de vragen

Slide 18 - Slide

Politieke Stromingen
Liberalen
Socialisten
Confessionelen

Slide 19 - Slide

Liberalen
  • Rijke burgers, eerste politici
  • Thorbecke
  • Politieke partij: Liberale Unie.
  • Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.

Slide 20 - Slide

Socialisten
  • SDAP
  • Pieter Jelles Troelstra
  • Opkomen voor fabrieksarbeiders.
  • Gelijkheid

Slide 21 - Slide

Confessionelen
  • Twee stromingen: Katholieken en protestanten.
  • Beleid moet zijn volgens christelijke leer.
  • Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaald.
  • Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.

Slide 22 - Slide

Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 23 - Slide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen zelfde rechten als protestanten.

Slide 24 - Slide

Indeling meningen politieke partijen
- Gelijkheid
- Collectief belang
- Actieve rol overheid

Economische vrijheid
- Individueel belang
- Passieve rol overheid
Links
Rechts

Slide 25 - Slide

Stroming
Groep mensen die hetzelfde idee heeft over de samenleving

Slide 26 - Slide

Ideologie
Groep ideeën over de samenleving die bij elkaar horen

Slide 27 - Slide

Progressief

Veranderingsgezind en vernieuwend.

 Persoonlijke vrijheid is belangrijk bij morele en ethische kwesties.

Slide 28 - Slide

Conservatief

Behoudend en traditioneel. 

Traditionele waarden en normen zijn belangrijk. 

Slide 29 - Slide

Stromingen
Waarde
Socialisme
Sociaaldemocratie
Christendemocratie
Liberalisme
Conservatisme
Vrijheid
Economische vrijheid
Naastenliefde, Gemeenschapszin
Gelijkheid

Slide 30 - Slide

Oefenen
Maak de vragen van Deel 2
5 a 10 minuten
Daarna bespreken we de vragen

Slide 31 - Slide

De Sociale Kwestie

Slide 32 - Slide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 33 - Slide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 34 - Slide

Wie helpt de arbeiders? 
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 35 - Slide

Wie helpt de arbeiders? 

  • Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 36 - Slide

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

Slide 37 - Slide

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

Slide 38 - Slide

Confessionelen
  • Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)

  • Ongelijkheid omdat God het zo wil

  • Goede christenen helpen elkaar

  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen

Slide 39 - Slide

Van liefdadigheid naar sociale wetten

  • 'Kinderwetje van Van Houten' (1874)

  • Leerplichtwet (1900), 
  • Woningwet (1901),
  • Ongevallenwet (1901)

  • Let op: Meestal waren de uitkeringen erg laag en voor korte tijd

    Slide 40 - Slide

    Vóór de Woningwet...
    ...na de Woningwet

    Slide 41 - Slide

    Slide 42 - Slide

    Vragen?

    Slide 43 - Slide

    Oefenen
    Vul de tijdlijn en het schema in
    ~10 minuten
    Daarna bespreken

    Slide 44 - Slide

    Volgende keer: 
    Staatsinrichting 1900 - nu


    Politieke stromingen
    Verzuiling en ontzuiling
    Feminisme en emancipatie
    Opkomst populisme

    Slide 45 - Slide