Quiz H5

Quiz H5
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz H5

Slide 1 - Slide

Welke twee jaartallen horen er bij de Blokkade van Berlijn?
A
1948-1950
B
1947-1948
C
1948-1949
D
1948-1950

Slide 2 - Quiz

Zet de gebeurtenissen bij de juiste datum.
1950- 1953
1955- 1975
1956
1961- 1989
1962
Korea-oorlog
Vietnamoorlog
Cubacrisis
Hongaarse opstand
Berlijnse muur

Slide 3 - Drag question

Welke twee leiders zien we hier?
A
Reagan en Kennedy
B
Gorbatsjov en Kennedy
C
Chroestjov en Kennedy
D
Eisenhower en Kennedy

Slide 4 - Quiz

Uit welk land komen er veel gastarbeiders naar Nederland?
A
Indonesie
B
Suriname
C
Antillen
D
Turkije

Slide 5 - Quiz

Wat past bij de Tweede Feministische Golf?
A
Kiesrecht
B
Recht op werk
C
Recht op abortus
D
Recht op een mening

Slide 6 - Quiz

Wat hoort niet bij de verzorgingsstaat?
A
AOW
B
WW
C
Drees
D
Colijn

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van EGKS?
A
Engelse Gemeenschap voor Kolen en Staal
B
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
C
Europese Gemeenschap voor Kaas en Soep
D
Europese Gemeenschap voor Kanonnen en Staal

Slide 8 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van de EU?
A
Zorgen voor een goede industrie
B
Corona bestrijden
C
Zorgen voor welvaart en vrede
D
Zorgen voor de Euro

Slide 9 - Quiz

Wie is geen permanent lid van de Veiligheidsraad?
A
China
B
Duitsland
C
Groot-Brittannie
D
Rusland

Slide 10 - Quiz

Met vetorecht kan een permanent lid van Veiligheidsraad iets tegenhouden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Dit is de kaart van Europa ....
A
Voor de Koude Oorlog
B
Tijdens de Koude Oorlog
C
Na de Koude Oorlog
D
Van nu

Slide 12 - Quiz

Over welk Koude oorlog conflict / begrip gaat de spotprent
ijzeren
gordijn
Berlijnse muur
wapen
wedloop
Cuba 
Crisis
Blokkade van Berlijn

Slide 13 - Drag question

Hieronder staan drie uitspraken over leiders tijdens de 
Koude oorlog:
Historische leiders

Let op! Er blijft één persoon over.
Hij was politiek gezien een marxist-leninist. Onder zijn regering werd de republiek Cuba omgevormd tot een communistische staat. Industrie en de bedrijven werden genationaliseerd. 
Jongste Amerikaanse President. Werd in 1961 gekozen als president. JFK zijn zijn initialen. Werd vermoord. Was betrokken bij de cuba crisis. En sprak in Berlijn de bekende woorden. "Ich bin ein Berliner". 
Besloot om alle toegangswegen naar Berlijn af te sluiten
Kennedy
Chroestjov
Stalin
Fidel Castro

Slide 14 - Drag question

Welke gebeurtenis vond plaats tijdens de Koude oorlog?
A
Hongerwinter
B
Politionele acties
C
Von Schlieffenplan
D
Wapenstilstand

Slide 15 - Quiz

Welk land was democratisch gedurende de Koude Oorlog?
A
Duitse Democratische Republiek
B
Bondsrepubliek Duitsland
C
USSR
D
Roemenië

Slide 16 - Quiz

Welke zin is juist? Sleep die in het groene vak
De Nederlandse economie kon na WO-II groeien omdat de lonen omhoog ging
De hulp die de VS bood noemen we het Warschaupact
Tijdens de Koude Oorlog gooide de VS de eerste atoombom op de SU
Het West-blok in Europa stond onder invloed van de VS

Slide 17 - Drag question

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde
Oprichting Warschaupact
Duitsland wordt in 2 delen gesplitst
De NAVO wordt opgericht
Er ontstaat ruzie tussen VS en SU, begin van de Koude Oorlog

Slide 18 - Drag question

Welk land hoorde tijdens de Koude Oorlog niet bij de NAVO
NAVO = militair bondgenootschap
A
Groot-Brittannië
B
BRD
C
DDR
D
Nederland

Slide 19 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van de Verenigde Naties?
A
Vetorecht inzetten
B
Bewaren van vrede en veiligheid in de wereld
C
Oorlog voeren
D
Koude Oorlog laten eindigen

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het IJzeren Gordijn?
A
Ondoordringbare grens tussen het Oostblok en het Westblok tijdens de Koude Oorlog.
B
Muur om West-Berlijn tijdens de Koude Oorlog.
C
En gordijn van ijzer dat het Oostblok van het Westblok scheidde tijdens de Koude Oorlog.
D
Een soort wedstrijd wie de meeste wapens heeft om macht te tonen.

Slide 21 - Quiz

Tijdens welke gebeurtenis in de Koude Oorlog was een kernoorlog nog nooit zo dichtbij geweest?
A
Economische crisis
B
Cuba crisis
C
Korea oorlog
D
Dekolonisatie

Slide 22 - Quiz

In welke sector lag Berlijn tijdens de Koude Oorlog?
A
Amerikaanse sector
B
Russische sector
C
Engelse sector
D
Franse sector

Slide 23 - Quiz

Hoe kun je de wapenwedloop tijdens de Koude Oorlog typeren ?
A
De Sovjet-Unie had echt nucleaire raketten. De VS dreigde er alleen maar mee.
B
Er vielen veel doden door raketaanvallen over en weer.
C
Er werd veel gevochten in de koude streken van de Sovjet Unie, vandaar 'koude' oorlog.
D
Er werden veel nucleaire wapens gemaakt, maar niet gebruikt.

Slide 24 - Quiz

De Koude Oorlog begint na:
A
de nederlaag van Duitsland
B
de dood van Roosevelt (april 1945)
C
de nederlaag van Japan
D
het aftreden van Churchill (aug 1945)

Slide 25 - Quiz


In welke Oostbloklanden waren er tijdens de Koude oorlog opstanden?
A
Hongarije en Bulgarije
B
Korea en Vietnam
C
Hongarije en Tsjechoslowakije
D
Oostenrijk en Hongarije

Slide 26 - Quiz


Vanwaar de naam: Koude Oorlog?
A
Een oorlog gevoerd in een koude periode
B
Een oorlog waarin er veel conflicten en actie tussen VS en SU is
C
Een oorlog waarin er geen rechtstreekse conflict is tussen tussen VS en SU
D
Een oorlog die vooral in de wintermaanden werd uitgevochten

Slide 27 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
verzorgingsstaat
B
globalisering
C
consumptie-maatschappij
D
feminisme

Slide 28 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
invloedssferen
B
satellietstaten
C
containment
D
afschrikking

Slide 29 - Quiz

Welke gebeurtenis wordt meestal gezien als het einde van de Koude Oorlog?
A
De val van de Berlijnse Muur (november 1989)
B
De eenwording van Duitsland (oktober 1990)
C
Het einde van de Sovjet-Unie (december 1991)
D
De aanval op de Verenigde Staten (september 2001)

Slide 30 - Quiz

Na de Koude Oorlog was voor de Verenigde Staten het communisme niet meer de grootste vijand.

Wat was volgens de Verenigde Staten de 'nieuwe vijand'?
A
het kapitalisme
B
het liberalisme
C
het socialisme
D
het terrorisme

Slide 31 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
nationalisme
B
dekolonisatie
C
containment
D
wapenwedloop

Slide 32 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
Europese Unie
B
NAVO
C
Verenigde Naties
D
Volkenbond

Slide 33 - Quiz

Wie bedenken wetten en nieuwe plannen bij de Europese Unie?
A
Het Europees Parlement
B
De Europese Commissie
C
De raad van Ministers
D
Dat doet alleen president van de EU

Slide 34 - Quiz

Een politicus komt steeds met onhaalbare oplossingen en roept veel dingen die mensen willen horen, hoort bij?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Populisme
D
Confessionalisme

Slide 35 - Quiz