H4 tussenletters in samenstellingen

Tussenletters 

Uitleg 

+ Quiz
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tussenletters 

Uitleg 

+ Quiz

Slide 1 - Slide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 2 - Slide

Regel tussenletter(s) -e-

1. Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel


2. Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: reuzegroot


3. Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad


4. Als het woord geen meervoud kent: rijstepap


5. Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 3 - Slide

Regel tussenletter(s) -S-

Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

                              

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking





Slide 4 - Slide

Welke regel is van toepassing?

mallemolen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

maneschijn
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 6 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 7 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

keuzestress
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 8 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

zonnepaneel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 9 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 10 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

boordevol
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 11 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 12 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

rozenstruik
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 13 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 14 - Quiz

ambassadeurswoning
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 15 - Quiz

bedrijfsspionage
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 16 - Quiz

verzekeringspolis
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 17 - Quiz

aannemer + bedrijf =

Slide 18 - Open question

zon + bloem =

Slide 19 - Open question

rood + kool =

Slide 20 - Open question

heide + landschap =

Slide 21 - Open question

hond + brok =

Slide 22 - Open question

meisje + schoenen =

Slide 23 - Open question

aap + trots =

Slide 24 - Open question

ontmoeting + centrum =

Slide 25 - Open question

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 26 - Open question