Woordenschat H4 en Formuleren H5

Programma
  • Toetsdatum: 26 mei a.s. (Woordenschat H3 en H4 + Formuleren H5 en H6). Boek uit: donderdag 14 mei!
  • Bespreken huiswerk: opdracht 4, 7.2 en 7.3 van Woordenschat H4, blz. 114-117
  • Uitleg Formuleren H5
  • Huiswerk
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
  • Toetsdatum: 26 mei a.s. (Woordenschat H3 en H4 + Formuleren H5 en H6). Boek uit: donderdag 14 mei!
  • Bespreken huiswerk: opdracht 4, 7.2 en 7.3 van Woordenschat H4, blz. 114-117
  • Uitleg Formuleren H5
  • Huiswerk

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je kunt de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling en je vergroot je woordenschat.
Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken met 'als' en 'dan'.


Slide 2 - Slide

Nakijken opdracht 4
  • a dood – morsdood  <> springlevend
  • b droog – kurkdroog <> kletsnat
  • c duur – peperduur <> spotgoedkoop
  • d gezond – kerngezond <> doodziek
  •  heet – snikheet, bloedheet, loeiheet <> ijskoud; steenkoud
  • f jong – piepjong <> stokoud

Slide 3 - Slide

opdracht 4
  • g mager – broodmager; graatmager <> moddervet
  • h nijdig – spinnijdig; pisnijdig <> poeslief
  • i rijk – schatrijk; steenrijk <> straatarm
  • j wit – sneeuwwit; spierwit <> gitzwart; pikzwart; roetzwart
  • k zacht – boterzacht; fluweelzacht <> keihard
  • l zwaar – loodzwaar <> vederlicht


Slide 4 - Slide

Bespreken antwoorden 7.2

Slide 5 - Slide

ruimte en voorzieningen voor een bepaald doel
belangrijk
ideeën geven om iets te doen
enige in zijn soort
veelbelovende
a) unieke
b) rooskleurige
c) wezenlijk
d) accomodatie
e) inspireren

Slide 6 - Drag question

wil om iets te bereiken
kenmerkend
enthousiaste
maar alleen als
f) karakteristiek
g) geestdriftige
h) mits
i) ambitie

Slide 7 - Drag question

Bedenk een zin met het woord dat je van de docent krijgt. Zorg dat de betekenis van het woord duidelijk wordt in deze zin.
Typ de zin hier!
timer
4:00

Slide 8 - Open question

Wat is het verschil in betekenis tussen zin a en b?

a) Wiskunde is makkelijker dan je denkt.
b) Wiskunde is makkelijker als je denkt.

Slide 9 - Open question

De trappen van vergelijking
Er zijn 3 trappen van vergelijking:
1) De stellende trap: hard, zwaar, boos, woest
2) De vergrotende trap: harder, zwaarder, bozer, woester
3) De overtreffende trap: hardst, zwaarst, boost, meest woest

Slide 10 - Slide

spelling trappen van vergelijking
  • Een woord dat op '-r' eindigt, krijgt in de vergrotende trap '-der': zwaar- zwaarder
  • Een woord dat op '-s' eindigt, krijgt in de overtreffende trap alleen een '-t'; boos -boost
  • Een woord dat op '-st' eindigt, krijgt in de overtreffende trap geen '-st' maar 'meest' ervoor; woest - meest woest
  • Er zijn ook woorden met een afwijkende vergrotende en overtreffende trap: goed, graag, veel, weinig.

Slide 11 - Slide

als of dan/ ik of mij
Je gebruikt 'als' na de stellende trap en 'dan' na de vergrotende trap.
Hij is net zo groot als ik/ Hij is groter dan ik.

Om te bepalen of je ik of mij (jij of jou, hij of hem, zij of haar, wij of ons, wij of hen/hun) gebruikt, maak je de zin langer.
Hij is net zo groot als ik. (... als ik ben.)  Hij is groter dan ik. (..dan ik ben.)
Mijn moeder vindt mijn zusje net zo lief als mij .(...als ze mij vindt.)
Mijn moeder vindt mijn zusje liever dan mij. (... dan ze mij vindt.)

Slide 12 - Slide

Huiswerk
1) Noteer de antwoorden van opdracht 4 en 7.3 goed in je schrift.
2) Maak online (ga naar Nieuw Nederlands via Magister) de opdrachten van Formuleren H5.

Slide 13 - Slide