haben, sein werden verleden tijd
1 / 16
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Onregelmatige werkwoorden: haben + sein
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
habst
haben
habt
habet
hat
Slide 2 - Drag question
het werkwoord sein
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 3 - Drag question
het werkwoord 'werden'
timer
1:00
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
Slide 4 - Drag question
Welke dubbele betekenis heeft het werkwoorden 'werden'?
timer
1:00
A
worden & zijn
B
worden & werden
C
worden & zullen
Slide 5 - Quiz
Schrijf de vervoegingen op van "haben" in de tegenwoordige tijd
timer
2:00
Slide 6 - Open question
Schrijf de vervoegingen op van "sein" in de tegenwoordige tijd
timer
2:00
Slide 7 - Open question
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten
Slide 8 - Drag question
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren
Slide 9 - Drag question
het werkwoord 'werden = werd werden
timer
1:00
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden
Slide 10 - Drag question
Du ... Kopfschmerzen.
timer
0:30
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest
Slide 11 - Quiz
Mein Handy ... (was) kaputt.
timer
0:30
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart
Slide 12 - Quiz
Schrijf de vervoegingen op van "haben" in de verleden tijd
timer
2:00
Slide 13 - Open question
Schrijf de vervoegingen op van "sein" in de verleden tijd
timer
2:00
Slide 14 - Open question
Wieviel hast du verstanden?
Slide 15 - Poll
Ik ken de vervoegingen van haben, sein en werden in de verleden tijd
😒🙁😐🙂😃
