5.3

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning
1. herhalen vergelijkingen en a lot of, much en many
2. uitleg 5.3

Slide 2 - Slide

Vergelijken in het Engels
als je dingen met elkaar wilt vergelijken, zet je -er of -est achter het woord 
Bijvoorbeeld: strong - stronger (than) (the) strongest

Als het woord eindigt op een -y, zet je er -ier of -iest achter.
Bijvoorbeeld: happy - happier (than) - (the)happiest

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

He is tall, I am _____.
A
(the) tallest
B
(the) tallerst
C
(the) tall
D
(the) tallentest

Slide 5 - Quiz

He is big, I am ____, but I am not ____.
A
big, (the) biggest
B
bigger, (the) big
C
bigger, (the) biggest
D
biggest, (the) bigger

Slide 6 - Quiz

I am _____ than my sister.
A
small
B
smaller
C
smallerst
D
(the) smallest

Slide 7 - Quiz

Uitleg much & many
  • Je gebruikt much als het woord dat erna komt enkelvoud en ontelbaar is.

Do you have much work? 
We haven't got much money.

Kan je het woord water tellen?

Slide 8 - Slide

Uitleg much & many
  • Je gebruikt many als het woord dat erna komt meervoud en telbaar is.

He hasn't got many friends.
Do we have many videogames?

Tip: Je kunt meervoud herkennen aan de letter -s achter een woord.

Slide 9 - Slide

A lot of
  • A lot of betekent veel, net als bij many & much.

  • A lot of gebruik je bij bevestigende (+) zinnen.

  • Much/ many gebruik je bij vragende (?)/ ontkennende (-) zinnen. 

Slide 10 - Slide

I have got ... problems.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 11 - Quiz

The dogs aren't ... fun.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 12 - Quiz

How ... milk is left in the fridge?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Homework
B/K
5.3 - 2, 3, 4, 6, 7 en 8

Good luck!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

tijd (wanneer?)
plaats (waar?)

Slide 17 - Drag question

Maak een goede Engelse zin.
to the Rocky Cliffs
tomorrow
They will go

Slide 18 - Drag question

Which sentence is correct.
A
She sings every morning in the shower.
B
She sings in the shower every morning.

Slide 19 - Quiz

Homework
T/H
            5.3 - 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9.

Good luck!

Slide 20 - Slide

Which sentence is correct.
A
That house was built on that hill 200 years ago.
B
That house was built 200 years ago on that hill.

Slide 21 - Quiz